
De eerste film gaat over Charissa Radix, die alleen met haar moeder leeft. Op zeventienjarige leeftijd verliest zij haar moeder aan kanker. Zij heeft jarenlang voor haar moeder gezorgd en is in die tijd niet naar school geweest. De film begint wanneer haar moeder terminaal ziek is. We zien hoe Charissa na de crematie haar leven weer vorm probeert te geven. Zij loopt dan aan tegen sociale en maatschappelijke hindernissen.
De tweede film volgt de familie Smits. Moeder Leny heeft ongeneeslijke kanker en is jarenlang ziek. Dochter Kelly kan dat niet aanzien en verlaat op achttien-jarige leeftijd het ouderlijk huis. Zij zoekt steun bij haar vader, maar als haar moeder komt te overlijden, heeft hij binnen zes weken een andere vrouw. We zien hoe het toekomstbeeld van Kelly en haar vader drastisch verandert.
Vier deskundigen reageren via een interactief menu op de getoonde situaties. De kijker kan daarbij fragmenten aan- en uitzetten. De deskundigen zijn afkomstig uit het onderwijs en de zorgsector. De DVD kan in de klas of in een groep worden vertoond. Zij biedt veel mogelijkheden tot discussie.
De eerste film gaat over de familie Smits. Moeder Leny heeft ongeneeslijke kanker en is jarenlang ziek. Dochter Kelly kan dat niet aanzien en verlaat op achttien-jarige leeftijd het ouderlijk huis. Zij zoekt steun bij haar vader, maar als haar moeder komt te overlijden, heeft hij binnen zes weken een andere vrouw. We zien hoe het toekomstbeeld van Kelly en haar vader drastisch verandert.
De tweede film gaat over Charissa Radix, die alleen met haar moeder leeft. Op zeventienjarige leeftijd verliest zij haar moeder aan kanker. Zij heeft jarenlang voor haar moeder gezorgd en is in die tijd niet naar school geweest. De film begint wanneer haar moeder terminaal ziek is. We zien hoe Charissa na de crematie haar leven weer vorm probeert te geven. Zij loopt dan aan tegen sociale en maatschappelijke hindernissen.
U kunt hier per betrokkene het gehele interview lezen dat voor de betreffende film is gemaakt. Een DVD met beide films en voorlichting is te bestellen bij de stichting.
Film over familie Radix
Charissa: Mijn moeder is ziek geworden. Ze heeft baarmoederhalskanker. Het heeft een hele tijd geduurd voordat wij daarachter kwamen. Het is begonnen met rugpijn. Daar ging ze een hele tijd voor naar de dokter. De hele tijd ging ze naar de dokter toe, en elke keer zei hij dat het iets anders was. Daarna kreeg ze buikpijn, daar ging ze mee naar de dokter, en toen zei hij dat het gewoon van de buikspieren kwam en dat ze buikspieroefeningen moest doen. Dat ging ze doen en op een gegeven moment kreeg ze daar steeds meer en meer last van. Wij naar de dokter toe, en die zei dat haar baarmoeder verzakt was. Ja, weer oefeningen doen en dat ging dus ook niet. De pijn werd steeds erger en erger. En uiteindelijk hadden ze na zoveel jaar, na een paar maanden een uitstrijkje gemaakt en toen bleek dus dat ze kanker had. Toen hebben ze een plan opgesteld om bestralingen te gaan doen, en toen heeft ze drieëntwintig bestralingen gehad. In Rotterdam is ze bestraald geworden, dat heet hypertraumie dat was iets van vijf keer. Dan moest ze daarheen met de auto en dan weer terug. Dat was ook best heftig. Na die drieëntwintig bestralingen hebben ze gewoon in Heerlen in het ziekenhuis nog drie inwendige bestralingen gedaan. Daarna was alles gewoon klaar. Normaal krijg je dan een onderzoek, of het weg is. En toen hebben ze een inwendig onderzoek gedaan, en toen zei de dokter dat het genezen was. Maar hij had eigenlijk helemaal niet een goed onderzoek gedaan. Hij heeft gewoon gezegd “je bent genezen” maar voor honderd procent konden ze dat niet zeggen. Maar ze hebben haar gewoon genezen verklaard. Daar geloofde hij dan in, dat ze beter was. In augustus waren de bestralingen klaar en, een paar maanden daarna, ik weet niet meer precies hoeveel uit m’n hoofd, toen kreeg ze weer last en sowieso had ze tijdens de bestralingen nog steeds last daarvan. Ze voelde wel dat het kleiner was geworden, maar ze had niet het idee dat het helemaal weg was. Ze had dus gelijk. Want een hele tijd later, was ze dus weer naar de dokter gegaan, en ondertussen ook de hele tijd, dan krijg je controle om de drie maanden, omdat het eigenlijk genezen was, bleek dus toch dat het niet goed was. Hadden ze een bloedonderzoek gedaan en bleek dus dat het weer gegroeid was. Door een ongelukje is m’n moeder eigenlijk in het ziekenhuis gekomen, omdat ze bloed had overgegeven, we zijn naar de eerste hulp gegaan, hebben ze haar gelijk onderzocht en uit het bloedonderzoek bleek dat ze een tumor hadden wat gegroeid was. Hebben ze nog wat meer testen gedaan en het was niet goed. Uiteindelijk bleek, na één week of twee weken, hebben ze gezegd dat er uitzaaïngen waren. In het bekken, buiten het bekken en de baarmoederhals nog steeds. Dat was ook al weer gegroeid. En één long en de ruggewervels en het stuitje. Hebben ze gezegd dat het al zo ver was uitgezaaid dat ze wel een chemo wouden gaan doen, maar dat dat niet meer was om beter te worden. Eigenlijk alleen nog maar om haar leven wat uit te stellen. Ze heeft wel vier chemo-kuren gehad, maar het gaat steeds slechter en slechter. Het gaat niet beter. Ze hadden een echo gemaakt van haar benen, dat is al heel erg lang dat ze daar last van heeft. Toen bleek dat alles goed was, waren we best gerust. We dachten dat het misschien van de kanker kon zijn. Dat er iets aan het groeien was en dat dat er op drukte of zo. Maar blijkt dus dat ze gewoon trombose heeft, dus dat heeft ze er ook nog bij. Dat veroorzaakt een heleboel pijn aan haar benen. Nou krijgt ze spuiten voor de trombose, maar de pijn aan haar benen heeft ze nog steeds. En in drie weken tijd, de laatste drie weken, is het allemaal alleen maar slechter geworden. Want we hadden haar naar het ziekenhuis gebracht omdat het thuis niet meer ging, lopen ging heel erg slecht. En op een gegeven moment, wij haar naar het ziekenhuis gebracht, toen ze nog hier was kon ze nog redelijk lopen. Maar nu ze in het ziekenhuis ligt kan ze niet meer lopen, kan ze niet meer gewoon naar de W.C. gaan. Alles is in drie weken tijd gewoon slechter geworden, dus dat is heel wat.
Int: Jeetje dat is zeker heel wat......... Want jij woont hier alleen met je moeder, hè? Nou is ze er niet meer, hoe is dat nou voor jou?
Charissa: Ja, heel raar, want ze komt ook niet meer thuis. Ik ben hier alleen, en ja, ik moet maar alles zien te runnen in m’n eentje. De gedachte dat ze niet meer thuis komt, dat vind ik gewoon heel erg. Omdat, vorig jaar, was alles nog helemaal anders, ook met die uitslag dat ze genezen was. Dan denk je leuk, over een paar maanden voel je je een heel stuk beter, dan kunnen we een heleboel leuke dingen gaan doen en genieten van het leven. Nou is die hele droom gewoon verpest. Dan zit je hier te denken....................... Ja, dat ze niet meer thuiskomt, dat ze ziek is, dat doet me gewoon pijn.
Int: Ze gaat dood, hè?
Charissa: Ja......
Int: Heb je het daar ook over met haar?
Charissa: Ja, heel soms. Want ik vind het gewoon moeilijk om met haar daarover te praten. Omdat, ik wil het liefste tegen haar zeggen, het komt wel goed. Maar, als ik daarover moet praten. Of dan moet ik huilen of ik durf een heleboel dingen niet te vragen. Dat ik het ook erg vind voor haar om daar eigenlijk over te praten, want dan krijg je alleen maar het idee dat ik er nu al over praat dat ze dood gaat. Terwijl ze er nu nog is. Dat is gewoon heel moeilijk. Als ik in het ziekenhuis ben, ga ik bij haar zitten en praten we gewoon over andere dingen. Heel soms dan moet ik wel dingen vragen, over crematie....... En een heleboel dingen.
Int: Dat heb je wel gedaan?
Charissa: Ja, dat heb ik wel gedaan. Maar leuk was het niet.
Int: Hoe ging dat?
Charissa: Dat was nog hier thuis. Eigenlijk een hele tijd terug, hadden we daar al over gepraat, toen we hoorden dat ze baarmoederhalskanker had. Omdat ze al zo’n gevoel had, dat het helemaal niet goed was. Tijdens de bestralingen ging het ook ontzettend slecht met haar. Toen hebben we eigenlijk daarover gepraat. Ze begon daar zelf over, om... Ze wou daar gewoon over praten. Toen heb ik erbij gezegd dat ik het niet leuk vind om daarover te praten. Maar toch hebben we dat gedaan, we hebben er wel over gepraat. Dat was heel moeilijk, om over iets te praten dat................. Want voor mij hoeft het eigenlijk nu niet. Het liefste wil ik daar helemaal niet over praten. Nee.
Int: Want nou is het in jouw geval ook nog zo, want je bent nog geen achttien, ik weet niet wanneer je dat wel wordt?
Charissa: Over een paar maandjes.
Int: Want als zij dood gaat, wanneer jij nog geen achttien bent, dan ben je nog minderjarig, hoe gaat dat dan verder, heb je daar al over nagedacht?
Charissa: Ja, sowieso kan ik hier niet blijven wonen. Als mijn moeder straks overleden is, dan moet ik hier uit het huis.
Int: Waarom?
Charissa: Omdat ik dat niet kan betalen dan. Ja, op zich wil ik hier heel graag blijven, maar aan de andere kant ook weer niet. Er zijn al zoveel herinneringen en om dat grote huis in m’n eentje te hebben, dat lijkt me ook niet zo’n goed idee. Sowieso moet ik hier het huis uit. Dan gaan ze voor mij een andere woning zoeken. Wat ik wel kan betalen.... en ook goed vind, en niet te groot.
Int: Dat lijkt me wel verschrikkelijk moeilijk.
Charissa: Ja. Dat van het wonen, dat vind ik echt heel moeilijk. Dat is zo moeilijk, als je hier al zo lang hebt gewoond. Mijn hele leven heb ik hier gewoond, en dan moet ik opeens ergens anders gaan wonen. Zonder moeder............. Dat vind ik heel moeilijk.
Int: En je vader?
Charissa: Ja, mijn vader die woont hier niet en we hebben daar geen contact mee. Ja, dat wil ik nu niet. Ik heb nog wel familie, maar die wonen ook ver weg. Die wonen in Groningen. Dus dat is best moeilijk om een beetje steun te krijgen van iedereen. Maar ik heb wel m’n opa die me heel erg steunt, en een hele goeie vriendin van mijn moeder. Die twee zijn er in deze tijd heel erg voor mij geweest. Het is gewoon moeilijk om met mijn familie, om daar steun van te krijgen, omdat ze zo ver weg wonen. Dan kunnen ze niet zeggen, we gaan een uurtje daar heen, om bij Charissa te zijn. Nee, dat gaat niet. Dan moeten ze ook benzine betalen, en dat allemaal. Dat is wel moeilijk.
Int: Dus dan ben je heel erg op jezelf aangewezen.
Charissa: Ja. In principe doe ik alles nu al zelf. Ik moet zorgen voor m’n eigen eten, boodschappen moet ik halen. Vervoer moet ik regelen, als ik ergens naar toe moet. Het huishouden moet ik doen, mijn eigen kleren wassen. Dingen regelen. Of ik weer naar school ga, als ik naar het ziekenhuis wil, en hoe laat. Ja, dat allemaal.
Int: Dus je gaat niet naar school nu?
Charissa: Nee, op dit moment niet. Maar ik ben wel van plan om weer naar school te gaan. Het is nu een beetje moeilijk om daarover te beslissen, omdat mamma nu in het ziekenhuis ligt. Het gaat steeds slechter met haar, dus moet ik eigenlijk een hele moeilijke keuze maken. Want als ik naar school ga, dan zie ik haar ook veel minder. Dat vind ik heel moeilijk. En ik denk ook niet dat ik me goed kan concentreren op school.
Int: Dat heeft te maken met haar ziekte?
Charissa: Ja, want toen ze ziek werd ben ik nog wel gewoon op school geweest, maar dat werd steeds moeilijker. Omdat het juist steeds slechter ging thuis. Ze had steeds meer pijn, ik kon niet naar school gaan, omdat ik en m’n moeder alleen wonen, had ik ook een heel sterk gevoel dat ik voor haar moest zorgen. Dat wou ik ook heel erg graag voor haar doen. Ik kon haar niet de hele dag alleen thuis laten, als ze de hele dag pijn had. De bestralingen ook. Ik ben heel vaak met haar meegegaan naar het ziekenhuis, voor uitslagen en bestralingen en een heleboel dingen. Daar wou ik gewoon bij zijn. Omdat m’n moeder er helemaal alleen voor stond, wou ik er voor haar zijn. Toen heb ik moeten kiezen, of school of je moeder. Heb ik voor m’n moeder gekozen.
Int: Het speelt al een hele tijd. Het is een heel verloop dat ze ziek is geworden, naar het ziekenhuis en behandeld en eigenlijk ook heel veel fouten gemaakt in het ziekenhuis. Wat voor gevoelens gaan er allemaal door je heen?
Charissa: Kwaadheid. Ik ben gewoon hardstikke boos. Want ze hebben wel mijn moeder zo behandeld. En ik vind dat daardoor alles is misgelopen. Door hun fouten. Als ze goed met mijn moeder waren omgegaan, al is het alleen al menselijk, dan was het naar mijn gevoel goed geweest nu. Kanker is zo onvoorspelbaar, dat kan je niet weten hoe dat verder gaat. Hoe het groeit. Dat weet je niet van tevoren. Daar kan ik niet boos over zijn, want kanker, dat weet je niet van tevoren. Maar wel over hoe ze met mijn moeder zijn omgegaan. Ze hebben zo dom gedaan tegen mijn moeder. Dat is gewoon niet normaal. Als mijn moeder al moet smeken voor een verwijskaart. En ze krijgt die niet, dat vind ik dan helemaal raar. Terwijl mijn moeder wist, dat het niet goed was. Normaal ga je naar de dokter om onderzocht te worden, en ja.......... voor goede zorg. Maar dat heeft mijn moeder niet gehad. Ze heeft eigenlijk alles zelf moeten doen. Smeken voor een verwijskaart, elke keer moeten zeggen, het is niet goed en ik voel me niet goed, ik heb zo veel pijn, en daar wordt gewoon niet naar geluisterd. Ze zeggen hier heb je een pilletje voor dit en voor dat, en dan komt het allemaal wel goed. Toen ze wisten dat ze kanker had, hebben ze haar geen eens pijnstillers gegeven, omdat ze niet goed uit konden zoeken wat zij nodig had voor pijnstillers. Ze wilden haar geen morfine geven, omdat dat veel te moeilijk.... Nou ja, veel te zware medicijnen, maar eigenlijk had ze toen al die morfine nodig. De pijn was toen al zo heftig. Ze hebben haar gewoon acht à negen maanden met pijn laten lopen. Terwijl het eigenlijk niet nodig was. Dat vind ik het ergste. Dat heb ik zo lang aan moeten zien, dat ze pijn had, en...... ik werd er af en toe helemaal gek van, dat ik zelf helemaal niet meer wist, wat ik moest doen. Omdat ik helemaal overstuur was, dat ik mijn moeder zo moest zien. Dat is helemaal niet leuk. En daar ben ik heel boos over.
Int: Dat kan ik me voorstellen.
Charissa: Ja, echt wel.
Int: Ik kan me ook heel goed voorstellen, dat je verschrikkelijk verdrietig bent.
Charissa: Ja, heel erg. Het is niet leuk om je moeder te moeten verliezen. Nee.
Int: En heb je voor jezelf een vorm gevonden, om met je verdriet om te gaan?
Charissa: Dat is heel moeilijk, om dat zeg maar kwijt te raken, dat verdriet. Je probeert een beetje afleiding te zoeken, maar toch denk je er de hele tijd aan. Wat je ook doet. Dan probeer ik het van me af te zetten, maar ja.... Dat lukt gewoon niet. Nee. Dat vind ik heel moeilijk. Ik ga wel één keer in de week naar een maatschappelijk werkster. Dan ga ik daar praten, over alles wat er gebeurt. Dan geeft ze me ook tips, voor wat ik kan doen voor afleiding, iets wat ik leuk vind. Dat ik dat vaker moet doen. Toch helpt het niet zo veel. Zo met mensen praten daarover, dat doet me wel goed. Iedereen heeft een eigen mening, dus je hoort elke keer weer andere dingen. De ene praat negatief en de ander is positief, dus daar heb ik wel heel veel aan, om gewoon m’n verhaal kwijt te kunnen. Het gebeurt ook heel vaak dat ik dat moet doen.
Int: Met je moeder, jullie weten beiden dat ze dood gaat, zijn jullie al afscheid aan het nemen van elkaar?
Charissa: Ja.......... Aan de ene kant ben ik dat wel aan het doen. Maar aan de andere kant, wil ik ook helemaal geen afscheid nemen. Maar als ik in het ziekenhuis ben, en ik ga weg, dan vind ik dat wel heel moeilijk, dan heb ik iets van, geef haar nog maar een dikke kus of een knuffel, want misschien kan het morgen niet meer. Ja, dat doe ik wel. Maar, met andere dingen doe ik dat niet zo. Omdat ik dat helemaal niet wil. Ik wil helemaal geen afscheid nemen van haar. Zij ook niet. We praten altijd met elkaar heel positief. Terwijl we eigenlijk weten, dat het misschien met een paar maanden voorbij kan zijn. Misschien nog erger. Maar toch zeggen we over een hele hoop dingen, dan ben je er ook nog wel, dan gaan we nog dit doen en dat doen. En met de vijfde chemo-kuur, dan voel je je beter, en dan kun je misschien weer lopen, of iets doen wat je nog heel graag wilt doen. Meer kan ik ook niet tegen haar zeggen. Ik wil niet de hele tijd zeggen tegen haar, dan ben je er niet meer en dan kun je dat helemaal niet meer doen en we kunnen beter maar niet over die dingen praten......of, dat ze er dan misschien nog is. Heel veel mensen die hier komen, zeggen dan ook”je moeder gaat dood, je weet het”. Dan praten ze al zo negatief, dat ze misschien al overwegen, dat ze er niet meer is. Ja, en dat wil ik dan niét horen! Dan wil ik dat ze over leukere dingen praten. Dat vind ik moeilijk, om dat te horen.
Int: Ben je er ook bang voor, om daaraan te denken?
Charissa: Ja. Als ik daaraan denk, dan word ik heel boos eigenlijk. Ja, daar wil ik helemaal niet aan denken. Ik kan me ook helemaal niet voorstellen, hoe het straks zal zijn voor mij. Nee..........
Int: Ik kan me voorstellen, omdat je net zegt, het kan een aantal maanden of het kan ook nog een paar weken duren, het lijkt mij een hele angstige situatie, omdat je steeds gebeld kan worden, of...........
Charissa: Ja, dat is ook zo. Toen ze hier nog thuis was, toen was ik daar ook al bang voor. Dan ging ik naar bed en meestal zeggen we dan “welterusten” en ”tot morgen”, toen ging ze een keer naar bed en toen riep ik nog vanuit mijn bed naar haar: “welterusten mam, tot morgen!” Toen zei ze geen, tot morgen, dus toen was ik heel bang. Ik denk, straks voelt ze het aan, dat er iets gaat gebeuren. Toen heb ik de hele nacht niet kunnen slapen, toen was ik bang, dat ik haar de volgende dag zou vinden, en dat ze er dan niet meer zou zijn. Zo heb ik dat bijna elke nacht, daar denk ik heel vaak aan. Vooral ’s nachts, dan is het rustig, dan ben je alleen, dan denk je daaraan. Zo overdag, dan ben ik meestsal wel bezig met dingen, dan ben je wel een beetje afgeleid. Maar ’s avonds is het ergste. Als ik ergens heen ga, dan neem ik m’n telefoon mee, als de telefoon dan afgaat ’s avonds, dan schrik ik echt, en dan denk ik, dat er iets gebeurd is. Nee, daar moet ik helemaal niet aan denken. Een weekje terug toen belde ik haar, toen lag ze ook al in het ziekenhuis, toen belde ik haar op en toen nam ze de telefoon niet op. Ik had echt zoiets van waarom neemt ze die telefoon nou niet op, toen werd ik écht bang. Toen had ik zoiets van, nu moet ik snel daar heen gaan. Ben ik samen met mijn vriend daar heen gegaan, bleek dat ze in gesprek was met iemand anders. Maar dat geeft haar telefoon niet aan. Op zo’n moment raak ik helemaal in paniek. Het is ook moeilijk nu ze in het ziekenhuis ligt, dan heb ik helemaal geen zicht over wat er allemaal gebeurt. Als ik daar kom, dan hoor je wel dingen, maar ook niet alles. Ze zeggen ook niet tegen je, “je kunt nu beter maar zoveel mogelijk komen, want straks........... het kan heel snel voorbij zijn”. Dat zeggen ze ook niet. Alles is gewoon onzeker. Je kan alleen maar elke dag afwachten, wat dan gebeurt.
Int: Je hebt het wel met haar gehad over wat jullie doen als ze doodgaat, hè? Dus begraven of cremeren. Hebben jullie het daar uitgebreid over gehad?
Charissa: Ja, we hebben het er wel over gehad. Toen heeft ze eigenlijk al haar wensen gezegd. Dat ze gecremeerd wil worden en dat ze geen bloemen wil, geen koffietafel. Over zulke dingen hebben we wel gepraat. Dat is heel moeilijk om daarover te praten, want je praat toch over iets wat straks gaat gebeuren, en waar je bij bent dan. Het gaat toch over je moeder, dus....... Ik vind het heel moeilijk. Ook omdat ze vroeg; “wat vind jij ervan”. Ja, wat vind je van zoiets. Niet leuk! Nee, ik vond het helemaal niet leuk, om daarover te praten. Nee. En ook met de spullen, die hier allemaal staan, wat daar mee gebeurt, en dat ik uit het huis moet, ergens anders wonen.
Int: Het is ook wel verschrikkelijk veel, hè?
Charissa: Ja. Dat is ontzettend veel.
Int: Je zegt net, ze wil eigenlijk een hele sobere crematie. Dus geen bloemen...... Vind jij dat zelf ook prettig?
Charissa: Ja, we hebben het er wel over gehad, waarom ze dat allemaal niet wil. Ze is nooit iemand geweest, die zoveel van aandacht houdt. Dus ik kan best begrijpen dat ze geen bloemen wil. En sowieso, een bos bloemen vindt ze veel te duur, ze heeft liever dat iedereen één bloemetje neerlegt, met een goeie bedoeling erbij. Maar niet dat iemand een hele bos bloemen neerlegt, nee. Ze heeft wel gezegd: “Als iemand iets extra’s wil doen, geef dat geld dan maar aan de kankerbestrijding”. Dat vond ik wel een heel goed idee. Dan heeft ze nog een andere wens, voor op haar crematie. Haar collega’s komen trommelen. Zelf, heeft ze sinds korte tijd getrommeld. Yambee trommelen. Daar was ze echt helemaal gek van, dat vond ze heel leuk om te doen. Nou had ze gevraagd aan haar collega’s of ze dat willen doen op haar crematie. Dat vond ik op zich..... Dat hoort gewoon bij mijn moeder. Dat vind ik wel heel mooi.
Int: Heb jij er al over nagedacht, als er een graf is, dan kun je dat graf bezoeken, en wat gebeurt er als ze nu gecremeerd wordt?
Charissa: Aan de ene kant, ik heb het daar ook met mijn moeder over gehad, begraven of gecremeerd worden. Begraven vond ik veel mooier, omdat je hebt altijd een plekje waar je heen kan gaan. En met crematie kan je wel een plekje per jaar huren, ik weet niet hoe dat gaat, maar dat vind ik toch anders. Ik weet niet, ik vind dat niet zo mooi, gecremeerd worden, nee. Je lichaam wordt verbrand en dat vind ik wel een heel raar idee. Dan kun je het nog laten uitstrooien of op een plek zetten of in een hangertje laten doen. Dat vind ik heel moeilijk om daarover na te denken, want daar is mijn moeder ook nog niet helemaal uit. Wat ze precies wil. Misschien heeft ze het wel ergens opgeschreven, of aangegeven bij iemand, wat ze wil. Ze wil wel gecremeerd worden, maar hoe het gaat met de as dan, dat weet ik niet.
Int: Maar jij zou voor jezelf liever een begrafenis willen.
Charissa: Ik respecteer haar wens wel. Dus op zich, ik heb daar geen problemen mee. Maar een begrafenis, lijkt me in m’n gedachten makkelijker, omdat allemaal te verwerken. Want je hebt toch een plek, waar je heen kan gaan, waar je al je dingen kunt zeggen, waar je je toch misschien wat prettiger voelt. En met een crematie, heb ik toch een idee dat je helemaal niks meer hebt.
Int: Je zegt net, makkelijker te verwerken een begrafenis. Heb je voor jezelf ook manieren gevonden, om met je verdriet om te gaan?
Charissa: Eén keer in de week ga ik lekker uit, om een beetje te ontspannen. Dansen vind ik heel leuk én muziek, dat kan gewoon niet beter, dan ben ik gewoon helemaal afgeleid. Dat is eigenlijk het enige moment, dat ik er helemaal niet aan denk. En verder, hier thuis ook, dan zet ik een beetje muziek aan, even lekker mee schreeuwen met de muziek en dan lukt het ook wel. Andere dingen dat is wel moeilijker, omdat, ik weet niet zo goed hoe ik dat allemaal kwijt kan. Een beetje muziek en een beetje dansen enzo, dan lukt het me wel. Verder is het moeilijk. De volgende dag heb je hetzelfde, zit je er toch weer mee. Ik heb wel echt tijd nodig om er even uit te kunnen zijn. De hele tijd met alleen maar kanker, daarmee leven en er alles over horen, dat is ook niet leuk. Af en toe heb ik zoiets van, dat woord wil ik gewoon helemaal niet meer horen. Wil ik het alleen maar over leuke dingen hebben. Een jaar lang heb ik alleen maar slechte dingen gezien en gehoord en met mijn moeder, dat ik haar zie lijden al een jaar lang. Nou, als er iemand ziek wordt ga ik het liefst niet te veel naar die persoon toe, of wil ik, dat die persoon eigenlijk niet ziek is en normaal is. Dat vind ik dan moeilijk bij andere mensen, als ik hoor dat er iemand ziek is, omdat mijn moeder nu ziek is, vind ik dat niet zo leuk.
Int: Ik kan me ook zo goed voorstellen, als je dat voor het eerst hoort, je eigen moeder, ze heeft kanker. Dat je ontzettend schrikt, van die ziekte en dat er van alles door je heengaat. Hoe is dat bij jou gegaan?
Charissa: Toen ik dat voor het eerst hoorde, had ik zoiets van, nee dat kan niet! Dat is heel raar om dat te horen. Eigenlijk toen ze dat vertelden, want ze vertelden er ook gelijk bij dat het kwaadaardig was, toen begon ik alles op te zoeken over kanker. Alles lezen erover, zodat ik er een heleboel over wist, want in het begin wist ik er helemaal niet veel over en in het ziekenhuis hebben ze er ook niet veel over verteld. Dus je krijgt er niet genoeg informatie over. Dus heb ik dat zelf opgezocht op internet. Zo van andere mensen, hoor je ook een heleboel dingen. Zo wist ik eigenlijk een beetje wat er allemaal kan gebeuren met die ziekte. Maar baarmoederhalskanker, dat klinkt heel raar als je dat zo hoort. Je hebt eigenlijk geen idee, wat er allemaal komt. Bestralingen, ik wist helemaal niet wat bestralingen waren. Hoe dat gebeurde en waar ze dat deden. Ik wist er eigenlijk helemaal niks over. Ik dacht dat ze een medicijn zou krijgen en dat het dan vanzelf wel weg zou gaan. Maar, nee. Dat is wel heel raar, als je dat zo hoort.
Int: En voor jezelf? Heb je dat ook gehad, zo’n periode dat je over jezelf begint na te denken?
Charissa: Ja. In het begin heb ik een hele tijd gedacht, ooh dadelijk heb ik het ook. Als ik ergens pijn had, dan dacht ik gelijk van, oh jee. Mamma had dat ook, nou krijg jij het. Dan denk je dat je het overal hebt. Op een gegeven moment wordt het zo erg dat je er helemaal gek van wordt. Daardoor kon ik ook niet slapen, omdat je er toch de hele tijd aan gaat denken. Ook roken, want dat veroorzaakt ook kanker. Dan toch ga je over een heleboel dingen nadenken. Ook met eten, dan ga je gezonder eten. Bij alles letten op wat je doet. Alleen omdat het woord kanker bestaat en mijn moeder heeft dat dus ook. En een heleboel mensen zijn ook ziek van kanker. Ja, dan begin je steeds meer op jezelf te letten, met wat je doet. En daar was ik ook heel bang voor. Om dat zelf te krijgen.
Int: Maar je rookt wel.
Charissa: Ja, ik rook wel. Maar dat is niet goed. Toch met al die stress kan ik niet stoppen met roken. Het liefste doe ik het ook niet, ook goedkoper. Maar, nee dat lukt nog niet. Ik denk dat ik straks nog meer en meer ga roken. Maar, ik heb toch zoiets... Mijn moeder heeft ook heel lang gerookt, verbind je het roken met de kanker. Denk je dat het toch ook daarmee wat te maken heeft. Daarom wil ik er ook mee gaan stoppen.
Int: Heel verstandig. Is er nog iets wat je zelf zou willen zeggen? Waar je aan moet denken, of wat je voelt.
Charissa: Ik wil voor alle mensen, die te horen krijgen dat ze kanker hebben en hoe ze verder moeten gaan. Die wil ik één tip geven. Dat ze altijd voor zichzelf blijven opkomen en naar hun eigen gevoel luisteren.
Int: Dus vertrouw vooral niet op dokters, wil je eigenlijk zeggen.
Charissa: Nee. Gewoon vertrouwen op je eigen gevoel. Je moet gewoon naar je eigen gevoel luisteren, wat iemand ook zegt. Blijf doorgaan ermee, en denk niet dat je gek bent, dat het tussen je oren zit. Nee.
Int: Dacht jou moeder dat.
Charissa: Ja, dat hebben ze mijn moeder wijs gemaakt. Dat het tussen haar oren zat. Op een gegeven moment, hebben ze haar na die bestralingen, toen ze zeiden dat het allemaal klaar was, toen ze haar zeg maar genezen verklaard hadden, toen hebben ze haar naar een psycholoog gestuurd. Ze geloofden haar niet, dat ze pijn had en nog steeds overal last van had. Ze dachten dat het allemaal van de stress was. Toen hebben ze haar naar de psycholoog gestuurd en naar de psychiater zelfs. Na de tweede dag, dat ze bij de psychiater was geweest, toen hebben ze haar gevraagd: “wil je opgenomen worden in een psychiatrische inrichting”? Dus daar was ik wel heel boos over. Ja van die dokters, dat mag er echt wel in. Het liefst zou ik ook nog zijn naam zeggen. Ik denk dat dat niet mag.
Int: Ja, dan klaagt hij je aan.
Charissa: Het liefst zou ik recht in de camera zeggen: “Nou bedankt eikel”!
Int: Het is natuurlijk heel moeilijk om over je gevoelens te praten.
Charissa: Ja, ook met de anderen. Ook toen ik voor de eerste keer naar de maatschappelijk werkster ging. Dan moet je eigenlijk al je gevoelens daar op tafel leggen. Dan moet je alles vertellen. Dat vond ik wel heel moeilijk. In het begin. Maar die maatschappelijk werkster is een hele leuke vrouw. Dus daar voel ik me wel gelijk goed bij. Maar ik denk dat als je je bij iemand niet goed voelt, dat je dan ook niet met diegene moet doorgaan. Want je moet je wel goed voelen bij die persoon.
Int: Dus daar heb je wel heel veel steun aan, aan die maatschappelijk werkster.
Charissa: Ja, echt heel veel. Want ik kan haar ook gewoon bellen, als ik eerder een afspraak wil. Misschien twee keer in de week, of drie keer in de week, dat maakt haar helemaal niks uit. Dat is wel heel fijn om te weten, dat je daar altijd terecht kan. Soms hoor je onverwacht dingen, dan hoor je weer van een uitslag die helemaal niet goed is. Dan wil je dat toch gelijk kwijt. En niet een week lang ermee zitten, en dan pas vertellen. Nee. Want dat heb ik wel, als ik iets slechts heb gehoord, dan wil ik het liefst gelijk alles eruit gooien en dat ik me dan een stuk beter voel.
Int: Ja? Dat merk je ook?
Charissa: Ja. Dat merk ik heel erg. Maar dat merk ik ook als ik me heb ingehouden. Dan ben ik heel erg gestressd, dan ben ik een heel andere persoon. Als ik erg boos over iets ben, dan kan ik dat beter gelijk zeggen dan dat ik dat in me ga houden. Anders heb ik de grootste ruzie met iedereen.
Int: Het lijkt me wel verschrikkelijk moeilijk. Want de artsen hebben een hoop fouten gemaakt. Kun je die boosheid ook kwijt?
Charissa: Nou, qua de artsen, heb ik nog genoeg boosheid over. Die kan ik ook niet kwijt. Dat moet ik gewoon tegen hen zelf zeggen.
Int: Ga je dat ook doen?
Charissa: Ja, dat ga ik ook doen. Ik wou een afspraak maken, om met die twee dokters uit het ziekenhuis te gaan praten. De bestralingsartsen. Tot nu toe heb ik nog geen afspraak gemaakt. Maar, dat ga ik wel nog doen. Dan wil ik ze alles vragen. Waarom dat allemaal zo is gegaan, waarom ze hebben gedacht dat ze genezen was. Waarom ze nooit naar haar hebben geluisterd. Waarom ze haar naar een psychiater hebben gestuurd. Dat ze haar in een inrichting wilden stoppen. Dat allemaal. Dat wil ik allemaal weten van ze. Dat vind ik gewoon niet normaal. Dat ze zo met mijn moeder hebben kunnen omgaan. We zijn mensen, zij zijn ook mensen, dus waarom hebben ze niet normaal gedaan.
Int: Ja, goed gekeken wat er aan de hand is.
Charissa: Ja, dat vooral want ze hebben totaal niet geluisterd naar haar. Ze hebben gedacht, ze heeft wat, en verder kunnen ze niet van hun diagnose afwijken. Ze hebben gezegd, ze heeft baarmoederhalskanker, ze krijgt zoveel bestralingen en daarna is ze genezen, en............ Andere dingen konden ze niet zien. Ze dachten, ze is beter en hebben ze een inwendig onderzoek gedaan. En als je van onder kijkt kan je toch niet zeggen, dat er een uitzaaïng in de long zit. Nee, dus dat vind ik sowieso zo dom. Die dokter was ook nog in opleiding. Hij heeft de hele tijd zeg maar de leiding gehad over mijn moeder. Dan snap ik ook niet, waarom ze iemand in opleiding zoiets laten doen. Zijn leidster zeg maar, die hadden we net twee keer gezien. Al die tijd van de bestralingen, hebben we haar maar twee keer gezien. Terwijl, zij zeg maar........ Dat zij tweeën over alles met elkaar praten. Hoe het gaat met mijn moeder. Zij geeft hem dan opdrachten, wat hij dan moet doen. Want hij is toch in opleiding, dus ik begrijp niet hoe ze zo iemand over zoiets kunnen laten beslissen. Dat is één ding dat ik niet begrijp. Want als je in opleiding bent, dan ben je nog altijd assistent. En ben je nog niet bevoegd om zelf doktertje te gaan spelen. Daar maak ik me wel heel boos over, en dat wil ik ook gewoon weten. Ik wil ook heel graag een klacht indienen tegen hen. Ze hebben toch een hele grote fout gemaakt. Ik kan niet net alsof doen, dat het niet gebeurd is. Ik wil toch dat ze weten dat, dat niet kan. Misschien bij een ander doen ze het weer. Dat wil ik gewoon voorkomen, dat ze er bij een ander...... Dat ze er iets van leren. Een fout is menselijk, maar niet tien fouten. Eén fout kun je maken, maar je maakt niet tien keer dezelfde fout. Nee. En die huisarts van ons, daar hebben we helemaal geen goed woord over te zeggen. Die is zo grof met mijn moeder omgegaan, nee. Daar kan ik echt helemaal niets goeds over zeggen. Die man is echt geen mens meer, dat noem ik geen mens. Normaal heb je recht op een second opinion, en die gaf hij gewoon niet aan mijn moeder. Ik geloof dat, dat strafbaar is. Want eigenlijk heb je daar recht op. Dus als je dat niet krijgt, dan is dat volgens mij strafbaar. Dus hij is ook fout geweest, hij heeft de meeste fouten gemaakt. Je gaat niet iemand zeggen met pijn,”nou je hebt slappe buikspieren”. Dat moet je al helemaal niet tegen een vrouw zeggen, daar zijn vrouwen sowieso al heel gevoelig voor. Mijn moeder was er toen ook nog van overtuigd dat hij helemaal gelijk had. Dan gaat ze een apparaat kopen van weet ik veel hoe veel honderden euro’s, om een beetje steviger buikspieren te krijgen. Alleen omdat de dokter dat dan zegt. Dan toch wil je het geloven. En dan wordt het alleen maar erger en erger. Eigenlijk heeft hij alleen maar wat gezegd, om ervan af te zijn. Zo voel ik dat dan. Hij heeft nooit de tijd genomen, om haar te onderzoeken. Zelfs toen hij wist dat ze baarmoederhalskanker had, belde zij hem elke keer op, om te komen kijken, want toen ging het niet goed. Dan komt hij hier en dan houdt hij steeds zijn eigen verhaaltje. Van luister eens, over een paar maanden, dat durf ik je met honderd procent te zeggen, dat jij je dan beter voelt. Dus hij had zo’n eigen dunk, hij wilde dat gewoon niet horen. Hij luisterde alleen naar zichzelf. Ik ben daar heel kwaad over. Met de huisdokter, daar hoef ik helemaal niet meer mee te praten, want dan kom ik niet aan praten toe. Die man heeft echt geen gevoel.
Int: Jouw gevoel gaat wel alle kanten uit, hè?
Charissa: Ja. Bij de dokters, daar ben ik heel boos over. Daar ben ik zo boos over, dat ik van alles wil doen om ze terug te pakken. Wraak nemen op hun. Dan kijk ik naar mijn moeder en dan word ik ook heel boos en dan word ik ook verdrietig en......... alles door elkaar eigenlijk. Over mezelf, dan denk ik, waar heb je dit toch allemaal aan verdiend? Dat snap ik ook gewoon niet. Waarom dit allemaal zo moet. Waarom wordt ze ziek, en.....
Int: Kun je aan je eigen toekomst denken?
Charissa: Nee, op dit moment niet. Ik heb het gevoel, dat als ze straks er niet meer is, dat ik gewoon in het diepe word gegooid. Dat ik alles helemaal zelf op kan lossen. Dan moet ik op mezelf gaan wonen, alle dingen zelf gaan doen. Over alles na gaan denken. Dan kun je niet zomaar zeggen, ik heb er geen zin in. Nee, dat moet allemaal maar. Terwijl ik dat helemaal niet wil. Dat vind ik heel erg. Als ik nu een jaar terug denk, dan had ik het allemaal heel anders gezien. Naar school gaan, school afmaken, je diploma halen. Lekker op vakantie met m’n moeder. Leuke dingen doen. En nu, nu heb ik eigenlijk niks om me op te verheugen. Ik verheug me helemaal nergens meer op. Eigenlijk ben ik nu de hele tijd aan het wachten, wanneer het allemaal voorbij is. Leuke dingen passen er echt niet meer tussen.
Int: Wat een verschrikkelijk gevoel lijkt me dat.
Charissa: Ja. Het gevoel is dan eigenlijk alles. Mijn huis, mijn huisdieren... Dat vind ik ook erg, want die moeten dan ook weg. Mijn spullen zo hier in huis, eigenlijk alles, en mijn moeder..... Ik en mijn moeder hebben een hele goeie band met elkaar, en ik kan me helemaal niet voorstellen hoe dat is, als zij er niet meer is.
Int: Ze hebben in elk geval tegen je moeder nog twee keer “sorry” gezegd, maar hoe dat voor jou is. Want ja, hier thuis en.... Daar hebben ze echt geen idee van.
Charissa: Nee. Ze weten helemaal niet hoe ik ervoor sta. Ze weten helemaal niet wat ze mij hebben aangedaan. Ze denken dat ze alleen maar fouten hebben gemaakt bij mijn moeder, maar voor mij is het ook een hele grote fout. Ik zit ermee, zij zitten er niet mee. Maar ik wel. Dus niet alleen m’n moeder.
Er volgt een kleine onderbreking
Charissa: Ze hebben tegen mij geen “sorry” gezegd.
Int: De artsen.
Charissa: Ja, ze hebben helemaal geen “sorry” gezegd. Ik snap dat niet. Want ik heb wel alles moeten doen voor m’n moeder. Ik heb alles geregeld voor m’n moeder, ik ben overal bij geweest. Dat was ook niet leuk, om dat allemaal te zien. Dat het zo slecht gaat met je moeder, en dat ze zoveel pijn heeft. Ze denken helemaal niet na, hoe ik me daarover voel. Hoe ik dat allemaal vind.
Int: Dus dat ga je ze vertellen?
Charissa: Ja, dat wil ik ze wel echt vertellen. Dat ze ook weten, wat ik een jaar lang heb moeten doorstaan. Dat wil ik ze wel vertellen. Ik hoop dat ze zich dan net zo rot voelen als ik. Ik voel me ontzettend klote, door dit allemaal. Door dit allemaal, kon ik niet meer naar school gaan, en heb ik voor m’n moeder gezorgd. En heb ik alles aan de kant gezet voor m’n moeder. En alleen door hun fouten, want zo voel ik dat. Zij hebben fouten gemaakt, en ik zit ermee. En daar kunnen ze best “sorry “voor zeggen. Maar dat is blijkbaar te veel gevraagd.
Int: Dat zullen we zien.....
Charissa: Ik zou verbaasd zijn, als ze nog “sorry”zeggen. Dat denk ik niet hoor. Nee. Wat een eikel, echt een eikel.
Charissa: Ja, heel veel dingen gebeuren er. Heel snel heb ik dingen naar mijn zus gebracht. Alles inpakken. Ja, heel veel. Kasten leegruimen.
Int: Er zijn al heel veel spullen weg uit het huis, hè?
Charissa: Ja. Mijn moeder heeft een testament op laten maken, en daarbij heeft ze allerlei spullen nagelaten, aan mij en aan mijn zus. De spullen van haar, die zijn hier al weg. Die heeft ze al opgehaald.
Int: Lijkt me niet erg prettig, voor jou.
Charissa: Nee. Het is wel een beetje leeg hier nu. Het gaat allemaal veel te snel. Sowieso ging alles veel te snel.
Int: Wat bedoel je daarmee?
Charissa: Met de crematie en dan daarna allemaal dingen, die je moet regelen. Spullen inpakken, spullen wegbrengen. Heel veel dingen waaraan je moet denken, het gaat allemaal veel te snel.
Int: Hoe zou je het zelf willen?
Charissa: Het liefst dat alles normaal was, niet zo. De hele tijd moet je aan alles denken. Ik moet aan heel veel dingen denken en daar word ik een beetje gek van. Dan moet ik ook weer naar school. Want ik had school opgebeld, en nu moet ik nog voor de zomervakantie even mijn gezicht laten zien. Want anders wordt het ook moeilijk om nog verder te gaan. Want mijn eigen klas kent mij niet eens, doordat ik maar één keer op school ben geweest. Mijn mentor vindt het beter voor mij, dat ik nu weer naar school kom. En dat ik ook afleiding heb.
Int: Kun je hier blijven wonen?
Charissa: Nee. Nee, ik moet hier het huis uit, want ik kan de woning niet meer betalen. Want de huur is te hoog voor, voor wat ik krijg aan geld, daarvan kan ik dat niet betalen. Ik krijg dan wezengeld en dat is dan een bepaald bedrag, meer krijg ik niet. Wel voor studiegeld enzo, dat ik wel mijn studie kan betalen. Maar daar kan ik niet de huur van betalen en het gas, water en licht. Dat kan ik niet betalen.
Int: En heb je al een andere woning?
Charissa: Nee, ik heb nog geen andere woning. Dat is heel moeilijk, om een andere woning te krijgen. Omdat ik zeventien ben, en eigenlijk moet je achttien zijn, om in een flatje te kunnen wonen of een studio. Ik kan wel op kamertraining, met kamertraining kan ik daar wel wat aan doen, maar dat is gewoon helemaal niks voor mij. Dat werkt helemaal niet, een jaar lang heb ik alles zelf gedaan dus, waarom moet ik nou op kamers gaan bij anderen en alles samen doen en de douche delen en samen eten maken, nee dat wil ik helemaal niet. Ik wil gewoon iets voor mezelf hebben. Dat ik een rustig plekje heb, waar ik alles kan doen en nadenken en alles kan verwerken. Dat wil ik niet met anderen doen, dat wil ik gewoon alleen doen. Sowieso, hier is het ook niet meer leuk. De hele tijd ben ik alleen aan het denken over dingen, van alles moet ik regelen, en van alles moet ik doen en ik wil nou dat ik het toch een beetje kan afsluiten. Dat is gewoon veel te moeilijk om hier te blijven. Sowieso durf ik hier ’s nachts niet te slapen, ik vind het eng en weet totaal niet wat ik hier moet doen de hele tijd, dan begin ik maar aan m’n moeder te denken, en hoe alles is gelopen en dan zit ik me de hele tijd kwaad te maken, en dat is ook niet goed. En daarom wil ik zo snel mogelijk een andere woonruimte krijgen, maar ja, dat lukt gewoon niet.
Int: En waarom niet?
Charissa: Dat weet ik ook niet. Omdat ik zeventien ben, dan ben ik geen urgentie-geval. Dus het gaat gewoon net als bij alle andere mensen. Zelf woonbonnen invullen en dan maar afwachten. Maar ja, over twee maanden moet ik de woning uit en ik weet dan ook niet wat er gebeurt. Ze hebben me al gezegd, dat sowieso, als ik hier dan weg moet, dat ik dan wel een andere woning zou hebben, maar ja, dat kunnen ze toch ook niet met zekerheid zeggen. Als alle woningbouwverenigingen zeggen van, je bent geen urgentie-geval en ga maar gewoon bonnen invullen. Want mijn moeder wilde toen ook verhuizen en dat is al zeker een jaar geleden, dat ze dat heeft gezegd dat ze wilde verhuizen, daar zou ze ook bericht van krijgen en dat duurde ook zeker een jaar voordat je echt kans maakt op een andere woning. Dus ik heb zoiets van, ja je kunt toch niet een jaar gaan wachten op een woning, of een half jaar of weet ik veel hoe lang. Na twee maanden, als ik dit niet meer kan betalen, moet er gewoon iets anders voor mij zijn.
Int: En je krijgt geen voorrang bij een woningbouwvereniging?
Charissa: Dat weet ik niet, tenminste nu nog niet. Ik weet niet, misschien dat het straks wel gaat. Maar in elk geval nu nog niet. Want een mevrouw van de jeugdzorg, die heeft gebeld met woningbouwverenigingen, en die hebben allemaal niet zeg maar, goed gereageerd. Die hebben allemaal zoiets van, ja ook als ik achttien ben, dan valt er misschien wel te praten, maar nu nog niet. Ik zit de hele tijd maar in gedachten van, was ik maar achttien, dan was het allemaal wel beter gegaan. En met een heleboel dingen gaat het zo, gewoon heel anders omdat ik zeventien ben. Ik ben wel degene die zo lang voor mijn moeder heeft gezorgd, maar mijn zus, omdat zij de oudste is, wordt alles aan haar gevraagd. Daarvan heb ik zoiets, dat slaat eigenlijk nergens op. Ik vind het gewoon dom, hoe het gaat. Ik vind niet, hoe moet ik dat zeggen,................ omdat ik mijn moeder zo lang heb verzorgd, en alles samen hebben gedaan en over alles hebben gepraat, weet ik toch eigenlijk het beste wat mijn moeder gewild had enzo. Ik vind het eigenlijk wel logisch, als ze dat aan mij zouden vragen. Maar omdat ik zeventien ben, vragen ze het aan de oudste.
Int: Je kan eigenlijk helemaal niet zo goed opschieten, hè, met je zus? Wil je dat vertellen hoe dat gaat tussen jou en je zus?
Charissa: Doordat mijn moeder ziek werd, nee ik zeg het verkeerd. Mijn zus ging hier het huis uit, maar op dat moment was ik op vakantie, dus ik had eigenlijk niet verwacht dat ze toen al het huis uit zou gaan. Maar dat is toen helemaal verkeerd gelopen, want m’n moeder was heel erg van slag dat ze uit het huis ging, ja ze heeft altijd hier gewoond en dan is dat toch wel een grote verandering dan. Op een gegeven moment, mijn zus kwam niet vaak hier, en ik kwam terug van vakantie, ze was mijn verjaardag vergeten, en heel veel dingen. Ze ging het huis uit, omdat ze zwanger was van haar vriend. In het begin was er van alles gebeurd. Mijn moeder kon niet goed opschieten met die vriend van haar, en na een tijdje ik ook niet meer. Want eigenlijk was dat toen mijn zus ging bevallen, daarna wou mijn moeder haar helpen met het huis schoon houden, dat zij een beetje met dat kindje, daar goed voor kon zorgen. Zij wilden dat niet aannemen. Eigenlijk alle hulp die mijn moeder wilde geven, dat heeft ze afgeslagen. Dus we hadden eigenlijk het idee, dat we niet meer welkom waren bij hun. Daarna kwamen we steeds minder, en ik zag Mabel steeds minder. Terwijl ik heel blij was, dat ik tante was geworden, maar ik merkte er helemaal niks meer van. Daarna met kerstmis, kwam ze wel dan weer, omdat het dan weer, ja het was kerstmis dus dan hoort dat zo. Maar mijn moeder dacht dan weer niet, en met sommige verjaardagen, ook niet. Ik ergerde me alleen maar, omdat ik de hele tijd voor m’n moeder zorgde, en alles hier in huis deed en ik had echt zoiets van, ja hallo, waarom help jij me niet. Ik voelde me helemaal alleen, alsof ik alles alleen moest doen en ik had zoiets van, jij bent ook een dochter van haar, dus ik vind gewoon dat het zo hoort, de dochters die moeder helpen enzo. En zij deed dat dan weer niet. Zij bleef alleen maar weg en ze kwam bijna nooit. En maar hopen dat ze m’n moeder eens zou bellen en hopen dat ze een keer uit zichzelf kwam. Eigenlijk is dat nooit echt goed gegaan. Gelukkig is mijn zus, de laatste paar dagen voordat mijn moeder overleden was, is ze wel geweest. Toen dacht ik eigenlijk ook bij mezelf, waarom nu wel, nu hoeft het ook niet meer. Voor mij hoefde het toen ook niet meer, toen had ik zoiets van ja, als je al een jaar lang bijna nooit bent geweest waarom de laatste tijd dan wel. Dat hoeft dan ook niet meer.
Int: Heb je dat ook gezegd tegen haar?
Charissa: Nee, omdat iedereen zoiets had van, hou je mond maar voor je moeder. Dus ik had gewoon eigenlijk niks gezegd. Maar we hadden wel een keer een hele grote ruzie gehad, in dat huis waar mijn moeder was (Odillia – verpleeghuis), toen had iedereen zoiets van, dat moet je niet doen en je moeder die hoort het wel, dus daarna had ik het ook niet meer gezegd, maar ik heb toen gewoon geprobeerd om met haar daar goed over te praten, maar ze begon meteen van, dat is niet waar, ze gaf me gewoon geen gelijk. Dus dat had gewoon geen zin. Een tijdje later had ik alles, of eigenlijk niet alles, maar had ik wel goed kunnen zeggen, en toen gaf ze me wel gelijk. Eigenlijk kan ik haar nooit vergeven, dat ze niet gekomen is, naar mijn moeder toe. Mijn moeder had haar toen zo hard nodig. En dat ze toen niet gekomen is, dat kan ze met mij nooit goed maken. Nee.
Int: En nu wordt wel alles aan haar gevraagd, zeg je, omdat zij de oudste is?
Charissa: Ja, er wordt wel bij veel dingen gezegd, dat is de oudste, dus daar moet dat aan gevraagd worden. Dat is volgens de wet zo, dat hoort gewoon zo.
Int: En hoe is dat gegaan met de spullen van je moeder? Want het valt mij bijvoorbeeld op, die kast die is weg.
Charissa: Ja, mijn zus kwam de spullen halen. Omdat, ja ik vind dat tenminste, dat er veel gedoe is over die spullen allemaal. Ik heb zoiets van, kom het maar ophalen en dan ben ik er ook vanaf. Ik vind het wel erg dat al die spullen weg zijn, maar mijn moeder heeft dat in haar testament gezet.
Int: En waarom vind je dat erg?
Charissa: Ik vind gewoon dat het hier hoort. Het hoort hier, tot het laatste moment dat ik uit het huis moet. Dat ik het wil weg doen of inpakken. Ik vind niet, dat anderen daar iets over te zeggen hebben. Maar, omdat mijn moeder dat in haar testament heeft gezet, heeft mijn zus daar ook recht op, op de spullen.
Int: Nu even iets heel anders, we hebben het nu over de spullen en over het huis, volgens mij was je juist weer net begonnen aan een opleiding, eigenlijk net een kennismaking... Loopt dat een beetje soepeltjes in elkaar over, of hoe gaat dat?
Charissa: Nee. Het gaat nou niet goed. Want ik was net begonnen en was ik net één dag geweest, en daarna kon ik al gelijk niet meer. Toen ging alles weer helemaal mis.
Int: Met je moeder?
Charissa: Ja. Zeg maar nu, drie weken terug. Drie weken geleden was ik dan weer voor de eerste keer naar school gegaan, en nou, ja toen kon ik niet meer. En nou, ook niet meer, omdat ik aan het wachten ben op woonruimte, het gaat gewoon helemaal mis. Als ik dan in de zomer een woning krijg, en ik moet dat gaan inrichten, dat kost ook heel veel tijd, en dan ben ik tot dan, dat ik met school straks niet goed kan beginnen. Ze wilden dat ik nu al naar school kwam, terwijl ik nu nog heel veel dingen moet regelen, dus dat gaat totaal mis. Het gaat niet, zoals ik het graag zou willen eigenlijk. Dat is al een jaar lang zo.
Int: Dus je kunt eigenlijk al een jaar lang, niet doen wat jij wil?
Charissa: Nee. Nee, echt niet. Het liefste ga ik vandaag op vakantie, en blijf ik lekker een maandje op een onbewoond eiland en dan pas kom ik terug, en dan mag iedereen voor mijn part..... maar ja, dat gaat gewoon niet. Ik kan eigenlijk nooit doen, wat ik echt wil.
Int: Wat krijg je allemaal nog meer op je af, nu?
Charissa: Ja, een heleboel. Ik moet denken aan andere woonruimte, ik krijg allemaal brieven thuis van verschillende instanties, en dat moet ook allemaal afgehandeld worden, dat mijn moeder overleden is en..... ja, wat nog meer. Met het huis, alle spullen en alle dingen inpakken, want ik kan niet op het laatste moment gaan inpakken. Dan ben ik nog aan het denken, krijg ik op tijd een woning, want over twee maanden is het geld eigenlijk op, dus het kan niet meer betaald worden dan. Iedereen heeft wel wat te zeggen over alles. Dat is gewoon ontzettend veel. Mijn hoofd barst bijna uit elkaar.
Int: En denk je veel aan je moeder?
Charissa: Ja, maar door al het gedoe en geregel krijg ik niet eens goed de tijd om over alles na te denken.
Int: En wat voor dingen komen er bij je naar boven, als je aan haar denkt?
Charissa: Boos en verdrietig. Omdat ze weg is, lijkt het gewoon wel een droom. Alles is zo raar en zo snel gegaan. Ik vind het heel moeilijk dat het zo snel is gegaan, en ik was er wel een beetje op voorbereid, dat het zou gaan gebeuren, maar nu het echt is gebeurd, heb ik nu zoiets van, hoe moet ik het zeggen..... ze is echt weg. Dat kan ik nog steeds niet beseffen, eigenlijk.
Int: Hoe lang is het geleden nu?
Charissa: Mmmm.........al een maand geleden...? Ja. Ik ga met m’n vrienden heel vaak naar Epe toe, dan moet je over de autobaan rijden en dan kom je heel vaak langs het ziekenhuis. Dan denk ik heel vaak, ooh we gaan naar mijn moeder, dat is heel stom het gaat nu nog niet weg denk ik. Ik denk de hele tijd, dat is gewoon routinewerk denk ik, omdat ik dat zo vaak heb gedaan en ja, nu niet meer, erg moeilijk. En ik heb nou ook nog geen plekje om naartoe te gaan. Naar mijn moeder, de as, daar krijg je over zes weken pas bericht over. Dus wat je dan met de as wil gaan doen.
Int: En je zou nu wel een plek willen hebben waar je na toe kan?
Charissa: Mmmm. Ja. Alles gaat gewoon heel snel. Dan moet je beslissingen nemen en er wordt heel veel van je verwacht. Ook van de crematie zelf, dan komt iemand allemaal van die dingen vragen als, hoe wil je dit, hoe wil je dat? Ja, weet ik veel! Ik wil het helemaal niet. Gewoon het liefst helemaal niet, maar ja, dan moet je een beetje gaan nadenken over alle dingen, die mijn moeder dan wou. Maar, dat is gewoon heel moeilijk. Je wilt juist dat het makkelijk wordt.
Int: Is er nog iets, dat je zelf zou willen vertellen?
Charissa: Weet ik eigenlijk niet.......... Ik heb alles al verteld, door elkaar...........Eigenlijk over de crematie. Toen mijn moeder overleden was, die dag van de crematie en ook daarna, dat is gewoon net een droom, alsof het gewoon niet gebeurd is of zo. Het is heel moeilijk om te beseffen, dat ze er niet meer is. Maar dat gevoel heb ik helemaal niet.
Charissa: Nee, eigenlijk niet. Ik had eigenlijk wat meer verwacht. Ook hoe het ging, dat was gewoon heel raar. Niemand zei wat, je moet alle dingen zelf vragen. Ik had wel verwacht dat die man wel zou zeggen, dit gebeurt er en dat gaat gebeuren, maar... In principe doe je het, zonder dat je weet wat je moet doen. Ze hadden mij verteld, dat ik een nis mocht uitkiezen, maar ze hebben gewoon een nis opengemaakt, en daar moest de urn dan in. Omdat, bij de burgerlijke stand, hebben ze al een nisnummer bepaald. Dus, zelf mocht ik niet kiezen.
Int: En wat had jij gewild?
Charissa: Ik had graag gewild dat het meer naar onder was, die nis. Dat zou een beter plekje zijn, dan helemaal bovenaan, want ik ben maar heel klein, dus ik kan niet zo hoog de bloemen gaan zetten. Die vrouw had, toen mamma lag opgebaard, had ze gezegd dat ik een nis mocht uitkiezen. Nu opeens zei die man, dat wordt gewoon gekozen. Dat vind ik wel stom.
Int: Dat is wel heel vervelend, als je je daar op voorbereidt, als je je daarop instelt, als dat dan niet zo is... Schrik je daar dan niet heel erg van, of...... word je dan verdrietig....?
Charissa: Ik word eigenlijk gewoon heel erg boos er van, dat ze eerst vertellen ze dit en dan is het weer heel anders. Je hebt nooit zekerheid ergens van. Eerst moet je de crematie regelen en daarna komt dat van die urn, en dan denk je dat je alles geregeld hebt en dan kom je weer voor een verrassing te staan. Dat is heel stom, daar wordt gewoon niet bij nagedacht.
Int: Nou heb je ook zelf de urn opgehaald, waarom was dat überhaupt?
Charissa: Je kunt kiezen, of dat de familie zelf de urn ophaalt, of door de begrafenisondernemer. Maar de allereerste begrafenisondernemer hadden we gevraagd de urn op te halen, maar daar zitten ook weer bepaalde kosten aan, voor alleen het ophalen en brengen van de urn. We hebben besloten om het zelf op te halen. Maar ja, er werd gezegd, half twee moest het opgehaald worden, en toen kwamen we daar en toen wisten ze er helemaal niks van. Toen werd er gezegd, het moest voor twaalf uur. Dat is ook al zo stom.
Int: Dus het is eigenlijk een dag vol verrassingen voor jou?
Charissa: Ja. Alles gaat zo raar, zo onverwacht allemaal. Ik denk aan mamma, en dan moet je weer aan andere dingen gaan denken, terwijl het allemaal niet nodig is. Andere dingen komen er ook nog aan, dus dat is heel stom.
Int: Sowieso, dat lijkt me toch heel gek, je hebt je moeder gecremeerd, en ze zit nu in een urn. Hoe ervaar je dat?
Charissa: Ik vind het een heel stom idee, want ik wist ook niet goed wat ik er van moest verwachten. Hoeveel as, en hoe groot is de urn, dat wist ik allemaal niet. En het idee dat het lichaam verbrand is en dat, dat in die urn zit, ik vind het in ieder geval niet zo’n fijn idee.
Int: Zou je het zelf ook zo doen?
Charissa: Nee, ik zou in elk geval niet gecremeerd willen worden, liever begraven. Dan krijg je, je doet twee dingen, ik hoop dat als er ooit wat mij gebeurt dat het later in één keer is afgesloten. Vanaf vandaag is het helemaal afgesloten nou, kijk je denkt wel altijd aan iemand, maar dat met de crematie en dat met de urn, die twee keer, dat is hardstikke moeilijk en ik vind één keer wel genoeg. En één keer dingen regelen, is ook wel genoeg, en niet twee keer. Dat vind ik wel moeilijk eraan, dat het niet in één keer is geweest, allemaal. Het is ook hardstikke snel gegaan allemaal. De crematie was op 1 juni, en nou op 17 juli is de urn erin gezet, dat is hardstikke snel. Als je het niet snel genoeg doet, dan wordt de as verstrooid ergens, dus dat is ook niet leuk. Dus je hebt eigenlijk geen keus, je moet alles heel snel doen.
++Interview met Charissa tijdens de verhuizing
Int: Heb je nou veel moeite moeten doen om dit huis te krijgen?
Charissa: Ja, echt wel. Ik heb verschillende woningbouwverenigingen moeten bellen, maar elke keer zeiden ze, je bent zeventien en ik kreeg gewoon geen afspraak. En op een gegeven moment, had een vriend, een kennis van ons gezegd, ik ken iemand bij de woningstichting in Hoensbroek en , had hij gebeld om een afspraak te maken, en dat is heel goed gegaan. Maar alleen had ik helemaal geen kans op zo’n flatje. Omdat ik nog veel te jong ben. Maar ik heb echt heel veel geluk, dat ik deze flat heb gekregen, gelukkig. Maar het heeft me wel heel veel moeite gekost, om dit te krijgen hoor. Maar in ieder geval, ik heb ‘m nou.
Charissa lacht
Int: Ben je er blij mee?
Charissa: Ja, dat wel. Het is niet leuk, hoe het zeg maar is gegaan, dat ik op mezelf moet wonen, maar ik ben wel blij dat ik dit nou heb gekregen, want anders had ik niks. En gelukkig alles op tijd.
Int: Gefeliciteerd.
Charissa: Dank je wel.
Charissa lacht nog eens
Ingrid: Ik ben er benieuwd naar, hoe het met je is, ik heb je lang niet gezien.
Charissa: Naar omstandigheden gaat het wel goed. Er zijn ook veel dingen gebeurd die niet zo leuk zijn.
Ingrid: Op vakantie?
Charissa: Op vakantie was het hardstikke leuk, maar toen ik terugkwam had ik veel zin om weer terug te gaan op vakantie.
Ingrid: Hoe kwam dat?
Charissa: Omdat, mijn opa heeft de post van mij open gemaakt, toen ik op vakantie was. Hij heeft het ook aan iedereen laten zien en toen heeft hij gezegd, dat ik niet op die dag op vakantie ben gegaan en dat ik overal over lieg. En wat blijkt nou na een tijdje. Ja, ik had sowieso al rare ideeën van, waarom doet hij nou zo stom, en op een gegeven moment kwam ik erachter dat hij de borg van het oude huis heeft meegekregen.
Ingrid: Hoe kan dat eigenlijk?
Int: Ja, dat weet ik ook niet hoe dat kan. In ieder geval, hij was me voor en ik heb hem met alles vertrouwd. Hij heeft ook, denk ik, zijn adres doorgegeven aan de woningstichting, anders weet ik het ook niet. Maar ze hebben in elk geval op zijn rekeningnummer de borg gestort. Ze zeggen gewoon aan de telefoon, je was minderjarig, dus hij heeft daar recht op. Maar hij heeft daar helemaal geen recht op, dat geld was van mijn moeder, mijn moeder heeft dat betaald in het begin, en niet hij. Dus dan is het ook terecht dat, dat op de rekening van mijn moeder komt. Blijkbaar vindt hij van niet. Hij heeft het me niet eens verteld, ik kwam er via de telefoon achter, dat hij de borg had.
Ingrid: Wil hij die borg zelf houden, of wat wil hij daar mee doen?
Charissa: Dat weet ik ook niet. Ik heb hem al een paar keer geprobeerd te vragen, maar hij geeft het gewoon niet. Nou laat ik het binnenkort nog een keer weten, van wanneer krijg ik die borg nou terug, en als ik het niet krijg, dan moet ik er maar wat anders aan doen. Maar ik wil niet, dat ik bij mijn eigen familie ruzie ga maken om geld. En vooral niet drie maanden daarna, dat mijn moeder is overleden. Dat zoiets dan gebeurt, dat is gewoon niet normaal. Hetzelfde ook met mijn zus. Kom ik terug van vakantie, wordt er verteld dat ik haar nog ik weet niet hoe veel honderd euro schuldig ben.
Ingrid: Wie zegt dat?
Charissa: Ja, mijn zus. En dan zit ze dat tegen iedereen te vertellen, dat ik niet eerlijk ben, dat ik de spullen van mijn moeder niet aan haar heb gegeven. Maar dat komt, voor de vakantie heb ik nog één tafel met stoelen van Angelique, en dat had ik toen nog staan, dus wat mijn moeder in haar testament heeft gezet. Maar die is ze toen niet komen ophalen en dan heb ik dat bij kennissen gezet van mij, en ik heb haar in het begin laten weten, je kunt die stoelen daar komen ophalen, maar ja, ze heeft ze tot nu toe nog steeds niet opgehaald. En dan zit ze wel zo stom aan de telefoon van ja, je kan het me ook brengen. Maar sinds mijn moeder is overleden, ik heb alles naar haar toe gebracht. Ik heb alles zelf gedaan met papieren, ze heeft nergens mee geholpen. En dan vraagt ze nog om geld! Ik weet het ook niet meer hoor.
Ingrid: Kun je dat niet met je opa regelen, dat jullie samen in gesprek daarover gaan?
Charissa: Ten eerste wil ik nu niet met hem praten, want wat hij nu heeft gedaan, dat vind ik gewoon niet normaal. Hij had me ook kunnen vertellen over die borg, en dat ik daar dan op zo’n manier moet achterkomen, dat vind ik gewoon niet leuk. Dus het is ook echt de bedoeling, dat ik daar niets vanaf wist. En ten tweede, dat hij mijn post aan iedereen laat zien, dat vind ik ook niet normaal.
Ingrid: Nee, en dat mag ook helemaal niet.
Charissa: En daarom lijkt het me geen goed idee, om met hem te praten. Nee.
Ingrid: Maar, ga je dan wel iets anders doen, of...
Charissa: Ja, sowieso ga ik bij hem langs, dan ga ik alles zeggen, ik wil de borg van het oude huis terug en ik wil dat je dat stort op mijn moeders rekening en verder niks. Ik ga niet over alles praten wat er is gebeurd. Want ik wil eerst mijn geld, en dan praten we erover. Sowieso, mijn zus ook, dan zit ze te schreeuwen van, ik krijg nog zoveel honderd euro van je, terwijl door alle rekeningen, is het geld waar wij allebei recht op hadden al in de onkosten gekomen, dus het gaat er niet meer om wie er geld krijgt, het gaat er alleen om dat die rekeningen nog betaald moeten worden en dan kan dat stuk afgesloten worden. Maar als zij moeilijk gaat doen, dan kan ik dat stuk ook niet afsluiten. Ik denk nu alleen maar aan de slechte dingen van wat er allemaal is gebeurd, ook omdat er alleen maar slechte dingen blijven gebeuren. Door hun schiet het ook niet erg op. Ik kan niet zeggen, eindelijk heb ik rust, want ik heb nog steeds geen rust.
Ingrid: Heb je misschien een familielid, die daarin zou kunnen bemiddelen of een gesprek samen aangaan?
Charissa: Ik heb zeker familie, maar ik moet juist iemand hebben die onpartijdig is, want familie kiest toch altijd partij voor mij. Het moet toch iemand zijn, die geen partij kiest. Sowieso heeft het geen zin, om met mijn opa te praten, want hij luistert toch niet.
Ingrid: En de maatschappelijk werkster?
Charissa: De maatschappelijk werkster ook, die kan zeggen wat ze wil. Ze heeft met niemand dan gepraat, maar mijn opa luistert gewoon niet, want als ik wat vraag aan hem, dan reageert hij daar niet op.
Ingrid: Weet je wanneer dat geld gestolen is?
Charissa: Ja, dertien augustus.
Ingrid: Was je al achttien?
Charissa: Toen was ik al achttien.
Ingrid: Dan zou je de woningbouwvereniging een brief kunnen schrijven, waarin staat dat jij het geld op jouw rekening wil.
Charissa: Ja, maar ik heb de woningbouwvereniging al drie keer gebeld, drie keer het verhaal verteld en drie keer boos opgehangen. Omdat mij wordt verteld, je bent zeventien, je krijgt het geld niet meer, het is naar je voogd gestuurd en regel het maar met je voogd, zo onder elkaar dat je het geld van hem krijgt. Ja, zeggen ze aan de telefoon, het is toch familie, dus. Ik zeg, als de relatie niet goed is, wat moet ik dan zeggen? En sowieso was ik geen zeventien meer, toen die borg werd gestort op zijn rekening en dat is ook iets dat ze vergeten. Er wordt maar altijd gezegd, je bent zeventien, je hebt daar geen recht op en daar geen recht op, maar ik moet wel alles regelen. Ik heb de crematie geregeld, dat van de urn heb ik geregeld. Ik heb twee jaar lang voor mijn moeder gezorgd. Ik heb alles gedaan. Alles heb ik altijd goed willen doen, en moet je eens kijken hoe mensen tegen mij doen. Alleen omdat ik dan zeventien ben, moet ik dan zo worden behandeld? Ik vind het gewoon niet normaal!
Ingrid: Ik denk dat het goed is, dat iemand daar in gesprek over gaat met je opa, misschien je zus erbij.
Charissa: Ja, met mijn zus wil ik helemaal niks mee te maken hebben. Sowieso hoe ze over mij praat, iedereen zit ze te vertellen over dat geld dan ten eerste, dat ik haar zo veel nog schuldig ben en dat ik de spullen van mijn moeder niet aan haar heb gegeven, terwijl ik ze zelf heb gebracht naar haar. Ik was helemaal total-loss van alles. Ik was helemaal kapot ervan, dat mij moeder was overleden en zij komt nu een beetje zeuren over spullen! Ik heb het haar ook nog na gebracht en dan achter mijn rug om, zegt ze dat soort dingen, terwijl ik zo goed ben geweest. Terwijl ik niet met haar kan opschieten en dan nóg breng ik haar de spullen, omdat ik weet, ze is moeder, ze heeft twee kinderen, ik wil haar niet vragen, kom de spullen halen, want ze kan die kinderen niet alleen laten, dat begrijp ik ook allemaal. Wanneer begrijpt ze mij eens een keer? Ook niet. Nee.
Ingrid: En jouw opa, heeft hij nou nooit eens gezegd, kom we gaan met zijn drieën aan tafel?
Charissa: Nee, dat doet mijn opa niet.
Ingrid: Waarom niet?
Charissa: Ja, dat weet ik ook niet.
Ingrid: Maar denk je dat hij dat zou willen doen?
Charissa: Daar zal hij gerust “ja “ op zeggen, maar of je daar wat mee opschiet, dat denk ik niet. Hij heeft overal wel een antwoord op. Dus wat je ook zegt, hij zegt toch wel wat anders. Dan begint hij weer over iets anders en dan hoor je dat weer, en dan iets dat twee jaar terug is gebeurd, dan begint hij dat weer te vertellen. Zo blijven we maar doorgaan.
Ingrid: Maar wat denk je? Zou je het toch niet eens willen proberen? Als jij namelijk dat gesprek aangaat en er is iemand bij, die dat goed kan begeleiden, dan heb je misschien daarna wél de rust die je nodig hebt.
Charissa: Ja, oké. Maar het enige dat ik op het moment nodig heb, om die rust te krijgen is dat die borg op de rekening van mijn moeder wordt gestort en dan is het over. Ik hoef niet meer te praten, want ik heb al lang genoeg gepraat met hen allebei. Mijn opa weet ook hoe ik daarover denk, mijn zus weet ook hoe ik daarover denk, en als ze na twee jaar nog niet luisteren, dan heeft het voor mij geen zin meer. Ik ben het zo moe om met iedereen te praten, terwijl ik niks verkeerd heb gedaan, dat de anderen nou eens naar mij toe komen en vragen, Charissa hoe gaat het met je, kan ik je ergens mee helpen. En niet dat ik altijd in m’n rug wordt gestoken. Want ik heb al genoeg pijn gehad. En ik wil nu eens wat tijd vrij maken voor leuke dingen, ik wil het ook leuk maken en dat past er niet bij.
Ingrid: Wat we zouden kunnen doen, als jij dat goed vindt, ik zou zelf eens met de woningbouwvereniging kunnen bellen, om te kijken in hoeverre zij , dat bedrag toch nog aan jou moeten terugbetalen.
Charissa: Ja, maar dat doen ze niet.
Ingrid: Dat weet ik niet. Misschien moeten we wel een brief schrijven.
Charissa: Ze blijven volhouden dat ik minderjarig was.
Ingrid: De huur is volgens mij opgezegd door die vrouw van “Sonar”, klopt dat, ja hè?
Charissa: Ja, die heeft die brief geschreven, maar daar staat alleen in dat hij mijn voogd is.
Ingrid: Hoe komen ze dan aan dat rekeningnummer.
Charissa: Dat weet ik ook niet. Daar moet hij voor gebeld hebben. Dat klopt gewoon niet. De vraag is sowieso waar moet de borg heengestuurd worden. Dat is mij nooit gevraagd.
Ingrid: Misschien moeten we een keer daarheen bellen, dat we dat samen doen. Want ik vraag me af, of ze dat goed hebben gedaan.
Charissa: Ik vind van niet.
Ingrid: Maar los daarvan, is het natuurlijk heel vervelend, dat je ruzie hebt met je opa, want dat was eerder niet, hè.
Charissa: Nee.
Ingrid: Misschien kun je dat dan beter voor een andere keer bewaren, om dat op te lossen want het lijkt me wel fijn om dat op te lossen.
Charissa: Ik wil het zeker oplossen. Maar op de manier waarop dit is gebeurd, heb ik er nu gewoon geen zin in. Iedereen weet wat ik allemaal heb gedaan, en doorstaan. Wat ik van mezelf heb gegeven en ik ben gewoon op, ik heb geen zin meer, om over geld ruzie te maken, of dat er problemen komen, daar heb ik helemaal geen zin in. Dat geld interesseert me helemaal niks.
Ingrid: Zou je het kunnen afsluiten door de rekening van je moeder en jou samen te beëindigen? Als je dat doet, daar heb je nu misschien geen zin in, maar straks is het wel nodig om te doen. Die rekening moet sowieso afgesloten worden. Misschien kun je dat combineren. Daar zou je bijvoorbeeld de maatschappelijk werkster bij kunnen vragen. Of die vrouw van “Sonar”, of ik wil dat ook doen.
Charissa: Ik mag sowieso de rekening niet opheffen, omdat de eindafrekeningen nog moeten worden betaald van die rekening. En het geld dat ik nog krijg van instanties moet ook op die rekening, want anders kan ik ook niet aantonen, dat ik dat heb gehad. Anders wordt er gezegd, je hebt alles voor jezelf gehouden.
Ingrid: Heb je nog een eigen rekening geopend?
Charissa: Ja, ik heb een eigen rekening, dat heb ik al lang.
Ingrid: Maar toen we eens bij elkaar zaten zei ik, je kunt het beter via je eigen rekening doen, dan krijg je straks geen problemen met je zus of met je opa.
Charissa: Ja, weet ik wel. Maar het geld dat nu op die rekening staat, dat moet er ook gewoon op blijven. Alles wat je van instanties terugkrijgt moet ook daarop komen. Dat kan ook nooit via mijn rekening gaan, want ik wil dat iedereen ziet, dit is er gekomen dit bedrag, en dit is ervan over. Maar er is in dit geval gewoon niks van over. En dat wil ik ook aan iedereen duidelijk maken, geld is er helemaal niet en ik zit zelf ook in over geld, maar ik ga niet zeggen, wat heb ik het slecht, ik heb geen geld en dit en dat. Maar mijn zusje dus wel, die zegt ik krijg dit en dat nog. Ik heb het ook niet zo breed en ik houd gewoon mijn mond daarover. Ik wil daar geen anderen mee lastig vallen. Alle mensen die mij hebben geholpen, die hebben het er ook allemaal moeilijk mee, en als ik mijn verhalen ga vertellen dan doet dat allemaal nog meer pijn. Na zo’n lange tijd dat het niet goed is gegaan, willen mensen ook zien dat het ook eens beter kan gaan en niet alleen maar die slechte dingen. Ik ben het gewoon zat. Ik wil ook wel eens een keer kunnen zeggen, ik ben blij dat ik dit heb en dat er geen ruzie is. Maar er is altijd wel wat van ruzie, of over mijn moeder of over weet ik wat allemaal.
Ingrid: En hoe is het met je vriend?
Charissa: Ja, wel goed.
Ingrid: Is het weer helemaal goedgekomen?
Charissa: Ja.
Ingrid: Gelukkig.
Charissa: Ja, in de vakantie heb ik het wel leuk gehad. Ik vond het echt jammer, dat ik weer terug was. Ik had nog wel willen blijven daar.
Ingrid: Je kunt je zorgen daar een beetje achterlaten.
Charissa: Ja. Ook toen ik op vakantie was, toen had ik eindelijk een beetje rust, en toen had ik ook eindelijk de tijd om over alles na te denken. Over mamma. Zoveel dingen daar denk je niet aan omdat je van het ene moment op het andere weer wat anders moet doen. Dan komt dit, en dan komt dat. Je krijgt niet eens de tijd om te rouwen om iemand, vooral om je moeder. Ik heb het er echt heel moeilijk mee, maar ik hou het altijd in me, omdat er toch altijd andere problemen zijn.
Ingrid: Maar de vakantie, dat heeft je wel goed gedaan, om er wel mee bezig te zijn.
Charissa: Ja, dat wel. Maar zelf wou ik dat helemaal niet, omdat .... Ik vind het heel moeilijk om eraan te denken, wat er allemaal is gebeurd, maar....... Met zoveel dingen word je herinnerd aan alles wat er is gebeurd en ook aan mijn moeder. Dat zijn juist ook van die kleine dingetjes................ Normaal ga je op vakantie en dan bel je als eerste je moeder op.
Charissa begint nu te huilen, en valt lang stil
Charissa: Van die kleine dingetjes. Dan zie je iemand lopen met dezelfde jurk aan, dan denk ik gewoon weer aan mijn moeder en..................... Dan wordt het alleen nog maar erger, en daarom wil ik er ook gewoon niet aan denken. .......... omdat het toch al moeilijk genoeg is en als ik erover na ga denken, dan wordt het toch alleen maar erger.
Ingrid: Je kunt er wel met je vriend over praten, of niet?
Charissa: Ja. Maar ik praat er niet zo heel veel over, omdat ik er geen zin in heb. Dan word ik boos.
Ingrid: Boos, op wie?
Charissa: Op alles, op alles dat er is gebeurd, ook zelfs nog op mijn moeder, terwijl ze er niks aan kan doen. Dan denk ik ook, waarom heb je me in de steek gelaten. En dan zegt iedereen, wat is je huis mooi, dan denk ik ook, ik had liever in huis gewoond met m’n moeder, dat interesseerd me ook niks........... Dat vergeet je gewoon, je hebt wel mensen, die denken, ooh die heeft mooie spullen. Maar als ik al die spullen zou kunnen weggeven en mijn moeder zat weer lekker naast me, dan zou ik dat gelijk doen. Daar hoef ik nog niet, eerst eens over na te denken. Daarom zeg ik ook, is het heel moeilijk als andere mensen ruzie gaan maken om geld. Mijn moeder heeft zich ook nooit geïnteresseerd voor geld en ik ook niet. En dan vooral als je mensen nodig hebt, en ze gaan dan zo moeilijk doen over alles. Dat vind ik nog het gemeenste. Daar wil ik gewoon helemaal niks meer mee te maken hebben. Door die ruzies mis je toch je eigen dingetje steeds meer.
Ingrid: Kun je daar niet met je zus over praten?
Charissa: Nee, omdat zij helemaal niet over mijn moeder kan praten. Ze kan alleen over dingen praten van vroeger. En de rest heeft ze allemaal niet meegemaakt omdat ze er nooit bij was. Als ik iets over m’n moeder wil zeggen, dan moet ik het tegen mezelf zeggen en tegen een vaste vriendin. Want wij met z’n tweeën weten het beste hoe mijn moeder zich heeft gevoeld, dan mijn eigen zus. Dat vind ik ook erg om te zeggen, maar zij is er met zoveel dingen niet bij geweest. Daarom botst het ook tussen mij en mijn zus, omdat zij helemaal niks van mijn moeder weet. En als ze dan een stomme opmerking maakt, dan begin ik me al te ergeren. Omdat ze nooit tijd nam om naar mijn moeder toe te komen. Dan geeft ze altijd anderen daar de schuld van. Dan maakt ze nog meer ruzie, ze moet juist blij zijn, dat ik er was voor mijn moeder. Dat ik het ook voor haar heb kunnen doen. Dat zij er niet was, en dat ik het toch voor mijn moeder heb gedaan, daar moet ze juist blij om zijn. Want wie had het anders gedaan, als ik er niet was.
Ingrid: Dan had zij het misschien toch moeten doen.
Charissa: Ja, maar dan was ze ook niet gekomen.
Ingrid: Dan ben je dus heel blij met die vriendin van je moeder, daar heb je wel steun aan.
Charissa: Ja, echt wel.
Ingrid: Zij kent je familie?
Charissa: Ja.
Er volgt een kleine pauze, Charissa is nu in tranen
Charissa: En ook omdat ik altijd alles met mijn moeder deed. Ik kon overal over praten met haar. Over dingen, over alles, ik kon echt alles tegen haar zeggen, en dat doe ik bij niemand. Ook bij mijn eigen vriend zeg ik niet alles. Dat wou ik allemaal tegen mijn moeder vertellen. Nou kan dat ook niet. Als het me tegen zat, of als ik problemen had of er was wat, dan kon ik het ook altijd tegen haar zeggen. Dan had ze altijd wel een goeie oplossing daarvoor.
Ingrid: En die vriendin van je moeder?
Charissa: Die is ook super lief. Daar gaat het niet om. Maar het is gewoon niet hetzelfde. Dat zal het ook nooit worden, bij niemand. Dan vraagt ze van hoe was het op vakantie, ik vond het super leuk, daar gaat het niet om, maar toen besefte ik wel eindelijk pas, als ik terug ga, dan zit ik in een heel ander huis. Dan hoor je ook nog, dat iemand zegt dat ik lieg over welke dag ik met vakantie ben gegaan. Net alsof ik daarover moet liegen.
Ingrid: Dat is ook niet belangrijk, hè?
Charissa: Nee, dat is ook niet belangrijk. Maar niemand denkt eraan van, hoe voelt zij zich wel niet. Dan komt ze daar aan en dan belt ze normaal haar moeder, niemand denkt daaraan. Dan heb ik ook zoiets van, dat weten jullie toch allemaal.
Ingrid: Je bedoelt de mensen die op vakantie waren?
Charissa: Ja, ook mijn opa en mijn zus die weten dat ook van.... Omdat, twee jaar terug ben ik ook op vakantie geweest en toen had ik ook al heimwee, toen wou ik ook graag naar huis terug, naar mijn moeder. Het was toen zo erg, dat ik zelfs ruzie begon te maken, alleen omdat ik zo graag naar huis wou, naar m’n moeder toe. Nu had ik dat precies hetzelfde, alleen nu kan ik niet zeggen, even mijn moeder bellen. Toen ik terugkwam, normaal ga je gewoon naar huis en nu ga ik naar mijn eigen huis, zonder moeder.... Af en toe dan zit ik hier maar wat en dan word ik gewoon kwaad, dan denk ik terug aan toen ik nog jonger was en met m’n moeder.... Dan vind ik dat gewoon jammer. ....... Toen ze in “Odillia “was in dat huis daar, toen was ik mezelf ook helemaal niet. Toen ze bij was, toen had ik nog zo veel tegen haar willen zeggen. Dat heb ik helemaal niet gedaan, en ik weet ook helemaal niet waarom. Dat maakt me zo boos, iedereen heeft afscheid kunnen nemen, en ik niet. Terwijl ik het meeste bij haar was, dat vind ik gewoon raar. Maar elke keer dat ik bij haar was, kon ik niks tegen haar zeggen. Omdat, als ik wat zou zeggen dan zou ik toch alleen maar gaan huilen. Dat wou ik ook niet, dat ze dat zag. Ik wou haar daar niet mee lastig vallen.......
Ingrid: Dus je hebt eigenlijk geen afscheid van haar genomen.
Charissa: Nee, niet goed. Niet op mijn manier. Iedereen heeft op zijn eigen manier afscheid genomen, maar ik heb dat niet kunnen doen omdat ik dat toen helemaal niet wou. Ik kon helemaal geen afscheid nemen. Terwijl ik het toch gezegd heb tegen haar van, nou het is niet erg allemaal en het komt allemaal wel goed, terwijl ik het helemaal niet meende.
Ingrid: Je wou haar gewoon geen pijn doen.
Charissa knikt zachtjes
Charissa: Ja......... ik ben uitgepraat.
Int: Ingrid kun jij haar iets vragen over haar vriendje. Er was toch iets met je vriendje?
Charissa: Nee, daar wil ik niet over praten, dat hoeft er niet op. Nee, dat staat gewoon los van wat er allemaal is gebeurd.
Int: Ja?
Charissa: Ja.
Int: Weet je dat heel zeker?
Charissa: Ja.
Int: Het is niet te veel spanning..........?
Charissa: Ja....
Int: Ik ga het zo dadelijk ook aan hem vragen...
Charissa: Kijken wat hij zegt. Ik had al zoiets gezegd tegen hem, zo van..........
Int: Vertel het maar aan Ingrid.
Ingrid: Het was dus uit. Voordat je op vakantie ging. Toen heb je het toch even uit gehad?
Charissa: Mmmmmmmmm. Ja.
Ingrid: Dat had toch ook daarmee te maken, dat....
Charissa: Een beetje wel....
Ingrid: ......met de dood van je moeder, dat kan ik me ook wel voorstellen.
Charissa: Mmmm. Ja. Dat komt ook, omdat altijd alles tegenzit. Ik keurde dat gewoon allemaal af op hem. Dat is ook het makkelijkste, want tegen je eigen vriend....
Ingrid: Als uitlaatklep.
Charissa: Ja, als uitlaatklep, dan zeg je alles wat je denkt, dat flap je er zo uit. Terwijl je er later spijt van hebt. Maar ook omdat ik niemand anders meer heb om tegen te schelden. Dus dan doe ik dat maar tegen hem. Dat is ook niet altijd leuk. Maar hij moet het ook allemaal een beetje kunnen begrijpen, want het is allemaal............
Er volgt een lange pauze, waarin Charissa eventjes tot zichzelf moet komen
Charissa: Het is gewoon een rot tijd nu.
Ingrid: Zeker. En is hij wel een beetje lief voor je?
Charissa: Ja! Hij is altijd lief. Maar ik scheld gewoon altijd van, van die stomme dingen. Dan is er wel wat gebeurd en dan doe ik gewoon stom. En dan denk ik, wat interesseert het mij nog allemaal.
Charissa zit nu opnieuw te snikken
Charissa: Dan zeg ik ook dingen die helemaal nergens op slaan. En toch doe ik daar anderen pijn mee, maar ja, op dat moment heb ik dat helemaal niet in de gaten. Komt dat ook in de film?
Int: Nou, ik denk wel dat dit iets is, dat er heel veel mee te maken heeft.
Charissa: Ja, dat is waar.
Ingrid: Wat je zei, van je moeder willen bellen als je terugkomt van vakantie. Mijn moeder is al jaren dood, en iedere keer dat ik terugkom, wil ik haar nog bellen. Dat is gewoon iets, dat heel lang blijft zitten. Het is nog zo vers allemaal bij jou.
Charissa: Mmmm, ja.
Ingrid: Het is voor het eerst dat ik je zie, en jouw verdriet zie, dat heb ik nog niet gezien. Je bent normaal altijd vrolijk.
Charissa: Omdat ik altijd alles inhoud. En ik heb geen zin daar anderen mee lastig te vallen. En toch merken mensen het wel. Vooral m’n vriend dan. Hij weet dat er iets is en als hij het vraagt zeg ik toch, er is niks, maar er is wel wat. Ik heb op dat moment geen zin om het te zeggen. Pas later vertel ik, dat was er toen en daarom deed ik zo. Maar op het moment zelf zeg ik het niet.
Ingrid: Maar als je dicht bij je vriend staat, dan is er een manier om er toch over te kunnen praten, toch?
Charissa: Maar het ligt ook aan mij, omdat heel vaak zeg ik wel wat, maar dan houd ik er ook weer gelijk over op. Want als ik er teveel over na ga denken, dan is mijn hele dag al verpest. Want ik heb er helemaal geen zin om erover te praten. Elke keer dat ik erover praat, dan wordt het erger, dan word ik steeds meer kwaad en dan denk ik alleen nog maar meer aan mijn moeder.
Ingrid: Het rottige is ook dat helemaal niemand je daarbij kan helpen.
Charissa: Dat kan ook niet. Heel vaak willen mensen me wel helpen, praten, dat gaat gewoon niet, dat moet ik ook zelf doen. Maar dat zal nog wel een tijdje duren, voordat ik daar rustig over kan praten.
Ingrid: En die mevrouw die dat mooie gedicht voor je moeder heeft gemaakt? Die was ook in de St. Jans kliniek, heb je daar nog een gesprek mee gehad?
Charissa: Nee, daar heb ik geen contact meer mee gehad.
Ingrid: Want ze was steeds bij je moeder, of niet?
Charissa: Ja, een paar keer. We hebben ook niet zoveel met elkaar gepraat. Twee keer of zo, hebben we echt gepraat.
Ingrid: Dus eigenlijk zou je dan met die vriendin van je moeder, zij heeft het meest contact met haar gehad...
Charissa: Ja, maar daar ga ik ook vaak heen. Gewoon zoals ik al zei, ik vind het moeilijk om erover te praten, want dan heb ik geen leuke dag meer. En daarom doe ik ook altijd net, alsof het me helemaal niks interesseert, want er vraagt ook niemand wat. Als je het wel laat zien, dan krijg je ook steeds meer vragen van, wat is dat, en denk je aan je moeder. Ik heb daar gewoon geen zin in...... Ik moet het op m’n eigen manier doen.
Interview met Ingrid. (Vrijwilligster van de stichting kind & rouw).
Int: Kun je vertellen wie je bent, en ook waarom je bij Charissa bent en wat je voor haar doet?
Ingrid: Ik ben Ingrid... Ik ben vrijwilligster bij de stichting “Kind & rouw”, en in die hoedanigheid ben ik bij Charissa gekomen. En wat ik probeer te doen, is haar te helpen bij de hoop papierwerk vooral, die ze heeft. En ik probeer haar te steunen. Dat is natuurlijk moeilijk, omdat zij in deze situatie zit, en je kunt wel proberen om wat te steunen, maar ze moet toch vooral heel veel zelf doen. Wat ik gedaan heb is, ik heb gekeken, kan ik haar helpen met al dat papierwerk. Ze had heel veel brieven die ze moest schrijven, en financiën die geregeld moesten worden en ik heb samen met de maatschappelijk werkster gekeken, van wie doet wat en wie zou wat kunnen doen. En het meeste werk daarin is gedaan eigenlijk, nu.
Int: Wat is jouw indruk van Charissa?
Ingrid: Ik vind Charissa een heel sterk iemand. Ik zie dat ze toch alleen is, dat zie ik wel. Ze heeft wat mensen om zich heen, ze heeft een vriend, ze heeft een zus, de buren.En andere mensen die haar best heel goed ondersteunen, maar ik zie ook een stukje eenzaamheid bij haar.
Int: Hoe komt dat?
Ingrid: Hoe dat komt weet ik natuurlijk niet, maar ik denk dat dat een normaal gevoel is, als je iemand pas verloren bent, vooral je moeder. Dat is zeker op haar leeftijd toch enorm belangrijk. En daar komt een stukje eenzaamheid uit voort. Ze gaf dat net in het gesprek ook al aan, van ik kan er wel met anderen over praten, of de problemen bij anderen leggen, maar dat is niet mijn moeder. Dat snap ik wel heel goed. Het blijven dan allemaal vreemden. Ik zie haar pijn ook wel.
Int: En wat zie je dan?
Ingrid: Wat ik dan zie., ik kijk ook naar mezelf, omdat ik zelf ook wel eens een rouwproces ben doorgegaan, ik herken gewoon een aantal dingen. Het alleen voelen, niet meer weten waar je thuis is bijvoorbeeld, dat zie ik wel bij haar. Ze heeft een nieuwe flat, ze heeft een nieuw appartement alles ziet er geweldig uit, maar in de kern ben je toch alleen. Dat stuk zie ik bij haar wel. En dat doet pijn, en die pijn kan eigenlijk niemand wegnemen. Ik voel het wel, ja.
Int: Wat is jouw motivatie, om dit werk te doen?
Ingrid: Daar heb ik eigenlijk nooit zo over nagedacht. Het is iets, omdat ik zelf een aantal rouwprocessen heb doorgemaakt, voel ik wat andere mensen doormaken, wanneer ze in zo’n proces zitten. Als je bij iemand kunt zijn, die die pijn heeft en je weet waar de ander het over heeft, dan is dat vaak genoeg. Tenminste dat is mijn ervaring. Er hoeft niet altijd heel veel gepraat te worden. En wat ik wil, dat is gewoon tot steun zijn voor iemand die in zo’n rouwproces zit. Zonder dat ik denk, dat ik daar nou zo’n hele grote invloed op kan hebben, dat is natuurlijk niet zo, maar soms is het genoeg als iemand even zijn verhaal kan doen. Ik wil eigenlijk alleen maar zo iemand zijn, die daar naar luistert, verder niet.
Int: Het is niet je werk of zo?
Ingrid: Nee. Jammer genoeg niet. ( Ingrid lacht) Nou ik zou er wel graag mijn werk van willen maken. Dat is iets..... Ik heb altijd in de financiële wereld gewerkt, dat is natuurlijk iets heel anders en dit is werk wat je na aan het hart ligt. Het is gewoon iets heel anders. Het is niet mijn werk, nee.
Int: Je doet het echt omdat je het belangrijk vindt.
Ingrid: Heel belangrijk, ja het is heel belangrijk.
Int: En dat weet je uit eigen ervaring.
Ingrid: Ja. Toen mijn moeder stierf, dat is bij mij de laatste persoon die is gestorven, ik heb heel veel familie om mij heen, niet direct een gezin, maar wel heel veel familie, waar ik heel veel steun van heb. Ik kan gewoon bij iedereen terecht, en ik weet, dat doe je niet altijd net zoals Charissa net ook aangeeft, maar soms heb je het nodig om even naar iemand toe te gaan
Film over familie Smits
Int: Ik vind het om te beginnen heel dapper, dat je dit wilt doen voor de camera. Kun je mij in het kort vertellen, wat er gebeurd is, met je?
Lenie: Wat er met mij gebeurd is.... Drie jaar geleden hebben ze kanker ontdekt. En in eerste instantie hebben ze gedacht dat het buikvlieskanker was. Twee jaar geleden hebben ze heronderzocht en zijn ze tot de ontdekking gekomen, dat het asbestkanker, een verwant van asbestkanker, in het buikvlies was. Dat is nu drieëneenhalfjaar geleden. En in de tussentijd heb ik chemo’s gehad, maar dat heeft allemaal niet geholpen. Ik ben niet te helpen.
Int: Was dat al die tijd zo, of is dat heel recent?
Lenie: Ja , dat is al die tijd zo.
Int: Dat weet je al die tijd.
Lenie: Ja, ze hebben iedere keer gedacht, geef haar chemo, en misschien helpt dat. Maar, ze hebben van tevoren niet geweten, of dat zou aanslaan. En zelfs tijdens de laatste chemo’s, waren de tumoren nog aan het groeien. En toen hebben ze me gezegd, u moet eens stoppen met de chemo’s, want hier kunnen we dus echt niets aan doen. Dit is zo zeldzaam, hier kunnen ze niks aan doen.
Int: En hoe lang weet je dat nu, dat er niks aan te doen is.
Lenie: Vanaf augustus vorig jaar, weet ik dat.
Int: Dus hoeveel maanden is dat geleden nu....
Lenie: ............ Een maand of zes, zeven, ......zes, een half jaar geleden is dat. En toen hebben ze gezegd, in dit tempo waar het nu in groeit, geven we u nog vier maanden ongeveer. Maar die vier maanden ben ik wel voorbij............. het wordt alleen nu slechter..........
Int: Waaraan merk je dat?
Lenie: Aan m’n lichaam. M’n lichaam wil niet meer zo. M’n geest wil wel, maar m’n lichaam wil niet. Je wil heel veel dingen, maar het gaat lichamelijk niet meer.
Int: En dat ging voorheen wel.
Lenie: Voorheen wel. Tot eigenlijk januari kon ik nog autorijden, kon ik nog zelf strijken, kon nog eten koken, en dat kan ik nu allemaal dus niet meer. Ik kan eigenlijk niks meer.
Int: Dus de laatste twee maanden is echt, èh....
Lenie: Is hopeloos eigenlijk. Is een hard, hard lopende fase.
Int: En hoe lang zul je nog leven?
Lenie:....Ik zou het niet weten.Ik heb er ook geen flauw idee van. Soms denk ik, je leeft morgen niet meer. Er zijn ook momenten dat ik denk, je haalt volgende maand nog. Maar ik denk wel, langer dan één maand,of twee maanden zal ik het niet meer houden. Daarom gaat het te hard achteruit. En langer zal ik het niet meer uithouden, denk ik.
Int: Dat voel je.
Lenie: Dat voel ik, dat voel ik...............
Int: Ik, ik vind dat heel moeilijk om te beseffen zoiets.
Lenie: Is het ook. Je beseft het ook niet. Iedere dag dat je opstaat, denk je dat je droomt. Maar dan word je door je lichaam weer op de harde realiteit geduwd. En dan weet je dat het waar is. Maar je leeft gewoon in een droom. En je hoopt iedere keer uit die droom wakker te worden. Maar daar word je niet uit wakker. Nee, dat gaat niet..............
Int: Hoe, dat is misschien een hele rare vraag, maar hoe denk je over de toekomst?
Lenie: Die heb ik niet. Ik heb geen toekomst meer. Ik durf ook geen week, geen maand vooruit te denken. Voorheen kon ik nog wel eens een maand vooruit denken, maar dat kan ik niet meer. Eigenlijk denk ik nog geen dag meer vooruit. Ik zie het morgen wel. En er wordt wel tegen je gezegd, je moet genieten van iedere dag. Maar dat kun je niet meer. Want je leeft vierentwintiguur per dag, leef je met de gedachte, dat je dood kunt gaan. Dus genieten kun je niet meer. Want bij alles zit dat in je achterkop.
Lenie neemt een trek van haar sigaret.....
.
Lenie: En dan zul je misschien denken met roken, maar aan het roken heeft het niet gelegen. In de laatste periode zal ik ook niet ophouden met roken. Heeft toch geen nut meer. Want dat wordt wel eens gezegd, van waarom stop je niet met roken nu? Voor die twee maanden dat ik nog leef? Hoeft het niet meer. Heeft geen nut meer.
Int: Ben je nog onder behandeling.
Lenie: Ja, één keer in de zes weken. Maar dat houdt alleen nog in, alleen pijnbestrijding geven ze me, maar voor de rest eigenlijk niks. Kunnen ze niks meer, nee.
Int: Wat dacht je, wat ging er in je om, toen je arts dat vertelde, dat hij je niet meer kon behandelen.
Lenie: Eigenlijk heb ik dat al die tijd al geweten.
Int: Ja, is dat zo?
Lenie: Ja, in m’n achterkop heb ik dat geweten. Toen ze de eerste keer kanker constadeerden, ik weet nog goed, ik was bij aan het komen uit de narcose, toen kwamen ze me vertellen: Ma, ma, mevrouw Smits, wat er met u gebeurd is. U hebt kanker! Heb ik m’n ogen dichtgeknepen, ik heb gedacht die is gek. Verkeerde patënt, verkeerde diagnose. Kan helemaal niet. En toen ik helemaal bij was uit de narcose, dit kan niet, ik heb geen kanker. Maar dan krijg je dus een gesprek met je arts, en dan weet je dat het wel waar is. Maar je beseft het nóg niet. En je steekt je kop in het zand. Maar ergens weet je, als je kanker hebt, je hoort eigenlijk alleen maar mensen die dood gaan. Mensen die beter worden, hoor je niet vaak. Dus je weet van tevoren, dat je doodvonnis al geveld is. Dat weet je. En ergens in m’n achterkop heb ik geweten dat het niet lang meer leefde, ik kon alleen niet zeggen hoe lang. Ik heb wel eens gezegd, vorig jaar kerstmis zou ik niet meer halen. Heb ik tóch gehaald. Maar nu kan ik dus echt niet zeggen, hoe lang nog. Dat weet je niet.............
Int: Hoe, hoe... Ik probeer te begrijpen wat er in je omgaat, als... Ben je verdrietig, boos....?
Lenie: Boos, ontzettend boos.
Int: Boos.
Lenie: Ja. Boos, omdat je dat aangedaan wordt. Er wordt je een streek geleverd, denk je bij jezelf, waarom wordt mij die streek geleverd? Wat heb ik misdaan? Dat is het eerste wat je denkt. Maar je hebt niks misdaan. Je hebt dat, of je hebt het niet. En af en toe ben je kwaad op iedereen, en op de hele wereld. Dan heb je zoiets van, waarom niet degenen die langs de straat liggen, die toch niet meer willen leven?! Waarom ik? En dat weet je niet. Je wordt er voor uitgekozen, omdat te krijgen, nou ik heb die pech gehad.
Int: Ja? Zo voelt dat voor je.
Lenie: Ja. Zo voelt het voor mij.
Int: Het is pech.
Lenie: Het is pech hebben, ja. Je hebt nog zeel veel plannen in je leven, maar die plannen worden doorkruist.
Int: Wat voor plannen had je?
Lenie: Nou, we hebben een tweede zaak opgestart met z’n tweeën. Maar, daar kan ik dus niet meer van genieten. Ik heb ‘m mee op kunnen starten, en dat was het. En je weet dan van tevoren dat je die zaak niet meer mee kan draaien. Maar buiten dat, heb je ook plannen dat je het rustiger aan wil doen. Je wil genieten van je leven. Je komt op een leeftijd, dat je een beetje rust in je leven krijgt. En die rust is nu weggenoemen. Dus plannen, ja plannen heb je niet meer.. ..... Die heb je niet.
De poes zorgt even voor wat onrust, buiten het beeld.
Int: Nou heb je ook een gezin.
Lenie: Ja.
Int: Hoe ervaren jullie dat als gezin?
Lenie: Is heel moeilijk. Zeer zeker in het begin was dat heel moeilijk. Maar als dat al drie jaar duurt, wordt dat nog moeilijker. Want op een gegeven moment is die ziekte een gewoonte. Het wordt als heel gewoon ervaren. En dat is dan moeilijk te bevatten. Dat is ook denk ik voor een gezin moeilijk te bevatten, om te weten dat je vrouw en je moeder dadelijk niet meer daar is. Ik denk dat, dat heel moeilijk is.
Int: Bevatten ze dat wel, denk je?
Lenie: Soms. Soms denken ze er helemaal niet bij na. Staan ze er niet bij stil. Bevatten zullen ze het wel. Maar zolang je nog leeft. Weten ze dat je nog daar bent.
Int: Kunnen jullie daar over praten met mekaar? Kun je daar met je man over praten?
Lenie: Ja. Zeer zeker de laatste twee maanden. Voorheen ook niet zo. Maar de laatste twee maanden wel.
Int: Sinds je weet dat je doodgaat.
Lenie: Ja.
Int: En daar hebben jullie het ook echt over.
Lenie: Ja!
Int: En hoe vat hij dat op?
Lenie: Als moeilijk, maar hij ziet allemaal wel wat er op me afkomt. Hij weet nog niet wat er op hem afkomt. En hij heeft het er ook wel moeilijk mee.
Int: Kan hij daar goed over praten met jou?
Lenie: Ja. Dat doen we dus ook regelmatig.
Int: En waar hebben jullie het dan over, want ik kan me voorstellen dat, dat heel verdrietig is.
Lenie: Over hoe hij dadelijk verder moet, als ik er niet meer ben. Over hoe ik m’n begrafenis geregeld wil zien worden.
Lenie wrijft de tranen uit haar ogen. Ze is nu zichtbaar aangedaan.
Lenie: Wat ik allemaal wil hebben voor bloemen. Ik zie het allemaal niet. Ik wil met muziek begraven worden, of van zoiets allemaal. Het kan best zijn dat we dan met ze tweeën zitten te huilen. Maar het moet wel, je moet het van tevoren regelen. En dat zijn van die dingen die je geregeld moet hebben, die besproken moeten zijn voordat je dood gaat, vind ik. En ook hoe het dadelijk verder moet. En hij in het huis blijft zitten, waar we zo hard voor gewerkt hebben. Eigenlijk over van alles heb je het. Maar makkelijk is dat niet, nee.... En ik ben altijd een harde geweest, en helemaal geen huiler. Maar de laatste tijd zit ik vaker te huilen.Op een gegeven moment is je levenswil gebroken. En dan moet je dat wel allemaal regelen. Of je wil of niet, je moet het regelen. Je hebt zo lang gevochten, maar je hebt het gevecht verloren...............
Lenie heeft enige adempauze nodig
Lenie: Wat doe je dan wel op de dagen die over zijn. Niet veel eigenlijk. Het enige wat je kunt doen is praten en alles regelen. Verder kun je niets meer, nee.
Int: Nemen jullie afscheid, van binnen, van elkaar?
Lenie: Nee............ Ik denk dat we dat pas doen, als het zover is........ Dat denk ik........... Het is en blijft moeilijk.
Int: En met je dochter?
Lenie: Ik denk dat m’n dochter de kop in het zand steekt. Zij wil er eigenlijk niet zo mee geconfronteerd worden. Ze is nog jong, je leeft toch nog...............
Int: Heb je wel goed contact met haar?
Lenie: Nee, de laatste tijd niet meer.
Int: Hoe komt dat?
Lenie: Omdat ze d’r kop in het zand steekt. Ze wil dit niet meer aanhoren. Ze zegt, je leeft toch nog? Je moet niet altijd over ziektes praten. Dat is gewoon, er niet geconfronteerd mee willen worden. Dat kan niemand willen, dat gaat niet. En dat maakt het denk ik ook moeilijk.
Int: Ja, waarom denk je dat?
Lenie: Voor mij maakt het, het moeilijk. Omdat je gehoopt hebt, dat je toch op een goeie manier gaat.
Int: Je zou dat liever anders zien.
Lenie: Ja, ik zou dat liever anders zien.
Int: En, hoe?
Lenie: Hoe.... Dat ze wat meer voor me klaar stond. Dat ze wat vaker blijk gaf. Dat ze het erg vond, dat haar moeder dood gaat. Daar heeft ze nu geen blijk van gegeven. Dat toont ze op een hele rare manier.
Int: Wat toont ze dan?
Lenie: Niks, dat is het ‘m net. Ze toont helemaal niks. Ze is heel afstandelijk. Ze toont niks.
Int: Dat is nu de laatste twee maanden, nu het heel slecht met je gaat?
Lenie: Ja. Dat is de laatste twee maanden........... En dan weet je op een gegeven moment ook niet meer wat je zeggen moet, wat je doen moet. Want je hebt al genoeg aan jezelf. Dus dan heb je geen zin meer, om daar nog energie in te steken. Heb je geen zin meer voor......
Lenie kondigt aan dat ze even haar neus gaat snuiten,en loopt uit beeld.
Na enige tijd, wanneer Lenie weer plaats op de bank heeft genomen, vervolgd de interviewer het gesprek.
Int: Maar heb je het gevoel dat jullie samen kunnen rouwen?
Lenie: Nee, daar kom je nog niet aan toe. Daar kom je nog niet aan toe, nee. Ik weet ook niet of je dat van tevoren kan, samen rouwen. Dat weet ik niet. Ik denk dat voor de nabestaanden het wel belangrijk is om te rouwen, maar je kan van tevoren niet rouwen. Je kan nog niet gaan rouwen, als je er nog bent. Dat gaat denk ik niet, nee.
Int: Kun je samen verdrietig zijn?
Lenie: Ja. Samen kun je verdrietig zijn. En kwaad zijn op de hele wereld. Dat het je samen gebeurt, want het gebeurt je samen. En niet alleen.
Int: Nou zeg je net, dat je dochter d’r kop in het zand steekt, hè.
Lenie: Ja.
Int: Wat bedoel je daar precies mee?
Lenie: Dat ze heel afstandelijk wordt. Dat ze nog maar vrij zelden haar moeder opzoekt. Ik denk dat ze zich gewoon niet wil realiseren dat het gedaan is. Dat is de kop in het zand steken. Ze realiseert het zich niet. En ze realiseert zich niet, dat ze dadelijk, als ik er niet meer ben, kan ze mij ook niet meer zien. Dat realiseert ze zich allemaal niet.
Int: Denk je dat zij het er heel moeilijk mee gaat krijgen?
Lenie: Ik denk het wel. Ik denk dat zij het achteraf moeilijker heeft als nu. Ik denk dat er een tijdje overheen moet gaan. Dat denk ik.
Int: Kun je het met haar wel over de begrafenis hebben?
Lenie: Dat heb ik er dat één keer gezegd. En toen zei ze, ja, je moet doen wat je zelf wil. En verder wilde ze er eigenlijk niet veel over horen. Nee
.
Er volgt een lange stilte.
Int: En je hebt ook niet het gevoel dat zij daar mee bezig is, als jij er niet meer bent.
Lenie: Nee. Daar is ze niet mee bezig. Dat ziet ze dan wel. Ze heeft tegen mij gezegd, zij verwerkt dat op haar manier. Maar wat haar manier is, weet ik niet.
Int: En je hebt nu het slecht met je gaat weinig contact met haar.
Lenie: Ja. Het hoogst noodzakelijke. Het verplegen..........en dat doet als moeder zijnde pijn. Ik denk dat het voor haar moeilijk wordt, om de tijd dat ze het goed wil maken, maar er valt niks meer goed te maken. Want dan ben je er niet meer.
Er valt wederom een lange stilte.
Int: En wil jij nog dingen voor haar doen, of betekenen, voor als je er niet meer bent?
Lenie: Dat is een moeilijke vraag................. Ik heb geprobeerd, haar zoveel mogelijk mee te geven in het leven. Meer kan ik toch niet doen. Haar iets meegeven voor later......... Ik zou het niet weten, ik zou het niet weten. Ik heb geprobeerd iets voor haar te betekenen, of het gelukt is weet ik niet. Dat moet zich later uitwijzen denk ik. Dus ik weet het niet...nee.
Int: En afscheid nemen van mekaar......
Lenie: Van wie, van Kelly? Je neemt al iedere dag een beetje afscheid. Dat doe je iedere dag. En van Kelly, dat weet ik niet.
Lenie veegt de tranen uit haar ogen.
Ik weet niet of zij afscheid van mij wil nemen. Dat weet ik niet......
Int: En jij wel van jaar.
Lenie: Ja.
Lenie begint te huilen, en wil even stoppen.
Wat later komt ze terug met een glaasje water. Samen met de interviewer bespreekt ze het verloop van de dag.
Int: Maar ik merkte dat dat heel moeilijk is, het contact met je dochter.
Lenie: Ja. Is heel moeilijk.
Int: Dat zou je wel heel erg graag anders zien.
Lenie: Ja. Heel graag.
Int: Maar zeg je dat ook tegen haar?
Lenie: Ja, heb ik ‘r ook gezegd. Maar, heeft ze tegen mij gezegd, als ik bij jullie kom, jullie zijn altijd over ziektes aan het praten, wil ik niet altijd over praten. Is de reden dat ik niet zo vaak meer thuis kom. Dat ze ze tegen mij. En toen heb ik tegen haar gezegd, je hebt wel een rare mentaliteit. En dan zegt ze, iedereen denkt het zijne ervan. Contact krijg je niet met ‘r, nee.
Int: Krijg jij het idee, dat ze zich hoe langer hoe meer....van je...
Lenie: Ja, dat ze zich hoe langer hoe meer afzet, ja. Ze heeft al afscheid genomen. Dat gevoel heb ik al. Ik heb het gevoel dat ik veel te lang geleefd heb, nog. Als je kanker hebt, moet je binnen zoveel tijd dood zijn. Als je nog drie jaar leeft, dat is te lang. Dat gevoel heb ik. Alles is ouwe koek. In het begin is dat nog allemaal schokkend. En hoe langer dat duurt, hoe minder interssant dat is. Dat heb ik uit ervaring. Ook met Kelly. In het begin is het nog allemaal huilen, huilen, huilen. En op een gegeven moment, hoe langer dat, dat duurt, hoe meer dat er eigenlijk, dat wordt niet gezegd, maar er wordt je wel te verstaan gegeven, zeur niet. Want je zeurt.
Int: Maar je gaat dood?
Lenie: Ja, ik ga dood. En dan heb ik het moeilijk, en dan wordt gezegd, ja maar jij denkt dat jij het ’t moeilijkst hebt, daar kan je niet over oordelen. Ik kan er wél over oordelen, ik ga toch dood?! Zij leeft alleen verder. Het zij in een andere vorm, meer zij leeft verder. Maar ik kan voor haar niet beslissen of zij het wel of niet moeilijk heeft. Dat zegt ze dan.
Int: En je zegt net, in het begin konden jullie wel huilen....
Lenie: Ja.
Int: En hoe is het nu?
Lenie: Nu niet meer. Als ik al eens moet huilen, staat ze van een afstand te kijken. En ik heb het gevoel dat het haar niks doet. Ik denk dat zij zoiets heeft van, ja jij denkt dat je alleen verdriet hebt. Nee, dat weet ik wel dat ik niet alleen verdriet heb. Maar ik ben wel degene die doodgaat. En die iedereen die die in het leven heeft gehad achter moet laten. Dat is wel zo. En ondanks alles heb ik haar ook liefgehad....................
Int: Ondanks alles?
Lenie:Ja, ondanks alles. En ik denk niet dat ze dat beseft. Nee, dat denk ik niet. Ik heb ‘r al vaker gezegd, we hebben jou in de wereld gezet uit liefde, nergens anders om. Maar ik denk niet dat zij dat beseft. Misschien dat ze daar op latere leeftijd achterkomt. Misschien als ze ooit zelf kinderen heeft. Dat ze het dan wel beseft. Dat denk ik, dat hoop ik tenminste, dat ze het dan beseft.................
Int: Kun jij afscheid nemen van haar?
Lenie: Ik weet het niet. Als ik eerlijk ben, ik weet het niet. Kan niet zeggen, ja, kan niet zeggen, nee............
Er volgt een lange stilte, Lenie wil even een slok van haar koffie nemen.
Lenie: Wat wou je nog meer weten?
Int: Wil je zelf nog iets vertellen?
Lenie: Ik zou niet weten wat. Ik vind het van Ben moeilijker eigenlijk nog hè. Dat kan ik je wel vertellen. Ik weet dat Ben ooit gezegd heeft, toen waren we bij een kinderpsychiater, toen heeft die kinderpsychiater een vraag gesteld aan Ben: Heb je vrienden? Heb ik niet nodig, ik heb Lenie toch? En toen schrok ik. En toen heb ik gedacht, als er ooit iets met mij gebeurt, want dat is waar ik nu bang voor ben, dat hij vereenzaamd. En dat Ben wel daar last van krijgt.
Int: Kun je het daarover hebben met Ben?
Lenie: Ja. Hij zegt, dat zie ik dan wel weer.
Int: Heeft hij nu vrienden om z’n verdriet mee te delen?
Lenie: Ja, twee. En ik hoop dat hij daar dan z’n verdriet mee kán delen, dat hoop ik. Alleen is ook maar alleen...............
Int: Ik heb eigenlijk alleen nog één vraag, een beetje practische vraag. Vind je het gaat als ik dit materiaal gebruik voor een voorlichtingsfilm, een DVD?
Lenie: Moet je mij ook een paar geven.Dat heb je me al gevraagd, ook eentje voor de ......
Ook voor het vervolg daarop.
Int: Ja, dat krijg je zeker.
Lenie: Ja, als ik het nog kan zien. Weet je wat ik wel heb, zeer zeker, ik heb een vriendin hè, Als je d’r ziet, zou je zeggen , ’t is m’n zus. Zelfde type, ze heeft ook rooie haren, ook sproeten, maar dan iets groter dan ik. Ook een grote mond, overal een lachertje van maken. En die was hier een tijd geleden, had ze een gedicht voor me gemaakt.
Ze zegt, dat lees ik voor op je begrafenis.
Lenie huilt en veegt de tranen uit haar ogen.......
Toen heb ik gezegd, ik wil dat nu zien. Daar moest ik zo om huilen, om dat gedicht. Maar ik vind wel mooi, dat ik dat nu... Kijk ik leef nu, dat kan ik dan nu lezen. Dat is wat ik wou, ook al doet dat pijn. Maar je leest het toch. Dat zijn van die dingen dan, dan denk je ja, je bent toch geliefd geweest. Dat is best moeilijk.
Int: Ja, het is verschrikkelijk moeilijk. Maar ik vind het heel knap en heel goed dat jullie dat doen.
Lenie: Het is ja, ..... ik weet niet. We zijn twintig jaar bevriend. En we zijn eigenlijk nooit zo,zo.... emotioneel geweest.
Ben - vader
Kelly - dochter
Patrick- vriend van Kelly
Int: Kun jij me vertellen, wat er met je is gebeurd?
Lenie: Drieëneenhalf jaar geleden werd ik opgenomen in het ziekenhuis, omdat ze dachten dat ik een gezwel aan de eierstokken had. Blijkt dus achteraf dat ik weliswaar een gezwel aan de eierstokken had, maar er zat ook een gezwel op de blaas van twintig bij dertig centimeter. Ze dachten toen dat, dat buikvlieskanker was. Twee jaar geleden hebben ze het heronderzocht, omdat ik iedere keer een dikke buik bleef houden. Blijkt het dus een verwant van asbest in het buikvlies te zijn. Dus ik heb kanker.....
Int: Wat dacht je toen je dat hoorde?
Lenie: Op het moment dat ik dat hoorde dacht ik, verkeerde diagnose, verkeerde patiënt, dat kan helemaal niet. Een dag later realiseer je, je dat pas. Als je goed bij bent. En dan stort je wereld in.
Ben: Letterlijk.
Lenie: Ja.
Kelly: Het eerste wat wij dachten was, dat ze baarmoederkanker had, toen ze bijkwam. Dat is het eerste wat wij hoorden.
Int: En hoe hoorde jij dat, Kelly?
Kelly: Ze lag op de recovery. Mijn vader en ik zijn daar ’s avonds naar toegegaan. En het eerste wat mijn moeder zei, ze was half bij; het is m’n baarmoeder, ze hebben m’n baarmoeder eruit gehaald. Dat is wat wij toen hoorden, dus wij dachten baarmoederkanker, eigenlijk denk je, oh het is verholpen. Maar dat was dus niet zo. Dat is wat wij als eerste dachten, hè pap.
Ben: Ja.
Kelly: Pas de volgende morgen, wisten we eigenlijk meer.
Ben: Toen ik Stoot geschrokken haalde, wisten we inderdaad meer.
Int: Want wat zei Stoot toen?
Ben: Nou, Stoot houdt eigenlijk het gezag, wie nog zo half suf was, en daar zijn we eigenlijk een beetje boos om geworden. Want A, zeg je dat niet tegen een patiënt die uit een narcose komt, vind ik.En B, wisten ze dat ik beneden in het restaurant zat, dus hij had mij dat mede kunnen delen. Hij had me gewoon, maar hij was beïnvloed door een collega van ‘m, die zei, dat moet je vertellen, dat kun je niet gelijk verzwijgen. En toen hebben we de dag daarop, ’s morgens een gesprek met Stoot gehad. En daar heeft hij z’n excuses aangeboden. En uitgelegd, niet heel precies, maar eigenlijk in groffe lijnen uitgelegd, wat er nou gaat gebeuren, en wat het is. Wat hij dacht, toen, dat het was. En uitgelegd hoe dat in elkaar zit, dat je je een voorstelling kunt maken van, wat is het. De uitleg is , moet ik zeggen wat dat betreft, van Stoot, zeer goed geweest. En dat gaf me geen gerust gevoel, maar als je geconfronteerd word met kanker..... En hij zei ook, het is te genezen, maar dat ligt eraan hoe de patiënt reageert. Dat gaf mij de geruststelling, in ieder geval de hoop van, ja er is toch nog wat aan te doen. En daarna heeft hij ons, het hele traject eigenlijk goed begeleid, moet ik zeggen.
Kelly: Hij heeft eigenlijk heel simpel uitgelegd van, rijstkorreltjes die over de buikwand zijn verdeeld.
Ben: Ja, heel simpel, in hele menselijke taal. Heeft hij het uitgelegd. Want, zelfs toen we, dik anderhalf jaar daarna, zaten we op de POK.
Int: Wat is dat?
Ben: De POK is een poliklinische operatie kamer. Daar word je aan je vinger gehecht, of als je een klein dingetje aan je oog hebt, of eigenlijk een operatie van vijf, tien minuten of een half uurtje. En toen moesten we, op wie moesten we ook al weer wachten...?
Lenie: Op Alie Ramen.
Ben: Ooh ja, op Alie Ramen. En toen heeft hij op de POK uitgelegd, hoe nou eigenlijk, in heel simpele bewoordingen, kanker ontstaat. Hij zei, dat moet je zien als een heleboel boefjes die rondlopen. En als je nou genoeg agenten hebt, kun je die boefjes opruimen. Maar als je agenten tekort komt, krijg je steeds meer boefjes. Die boefjes, die verspreiden zich, en zo moet je dat eigenlijk heel simpel zien. Toen daarna, na iedere keer dat vocht aftappen, zou ze weer voor een verzakking op de operatietafel liggen. Toen heeft hij eigenlijk ontdekt, dat het iets anders moest zijn dan buikvlieskanker. Toen heeft hij het nader laten onderzoeken. In Roermond, Maastricht, Amsterdam en in Bochum. En die waren alle vier tot de eensluidende conclusie gekomen, dat het een verwant was van asbestkanker. En hoe dat komt, weet niemand. Weten we nu nog niet.....
De poes onderbreekt het gesprek even.
Int: Lenie, dat is een aantal jaar geleden, dat is het begin van je ziekte geweest, op een gegeven moment kreeg je te horen dat het heel ernstige vormen heeft aangenomen.
Lenie: Ja.
Int: Wat ging er toen door je heen, hoe voelde dat?
Lenie: Hoe dat voelt? Je bent ter dood veroordeeld en je zit te wachten in de dodencel. Zo voelt dat. Je mag wachten totdat je dood gaat. Ik voelde me een veroordeelde, die moest wachten in de dodencel.
Int: En nu?
Lenie: Nu ook. Zo voel ik het nog..... Ik voel me veroordeeld, en ik heb niks gedaan. Zo voelt dat.
Int: Heb je dat ook verteld aan Kelly, aan je dochter?
Lenie: Weet ik eigenlijk niet.
Kelly: Jawel.
Int: Ja, hoe heeft ze dat verteld Kelly, aan jou?
Kelly: We hadden het er regelmatig over, toen zei ze dat. Op eigenlijk een normale manier.
Int: En hoe is dat voor jou?
Kelly: Ja, het is drie jaar geleden en het eerste wat je dan denkt is, ze gaat dood. Dat is het eerste eigenlijk wat je denkt. Kanker associeer je altijd met dood. Je hoort zo veel verhalen, die gaat dood aan kanker, die gaat dood aan kanker. Je hoort amper wat genezen is geworden. Dus dat dacht ik wel, ze gaat dood. Achttien jaar, en dan zonder moeder, dat denk je als eerste.
Int: En hoe denk je nu?
Kelly: Hetzelfde ja, eenentwintig en dan zo vroeg zonder moeder. Dat is eigenlijk veel te vroeg. Nou ben ik gelukkig zelf ....... Ik moest in heel vlug tempo volwassen worden. Dat wil niet zeggen, dat ik nou oh zo volwassen ben, maar het moest wel in een heel vlug tempo. Ik werd eigenlijk met de neus op de feiten gedrukt, ja je moet. Anders had je nog, pappie en mammie, och, die helpen wel. Dan moet je echt in een heel vlug tempo volwassen worden.
Int: Het klinkt alsof je ook in een onbewust snel tempo afscheid van haar hebt genomen.
Kelly: Ik denk dat je dat onbewust, toch doet. Dat doe je onbewust toch.
Int: En hoe gaat dat?
Kelly: Je vertelt haar niet meer alles. Zoals rijles. Dat Patrick rijles gaat doen. Normaal zou je dat wel vertellen, maar dat vertel je dan niet. Onbewust, maar je sluit je toch af. Je kunt er eigenlijk niet echt tegen.
Ben: Ik denk niet dat, dat alleen van Kelly komt. Kijk, ik ben bijna vijfentwintig met haar getrouwd. Ik heb een paar weken geleden op een verjaardag gezegd, het mooiste wat ons wordt afgenomen... Want we zouden als we vijfentwintig jaar getrouwd zijn, zouden we naar Amerika toe gaan. En......................
Ben valt nu even stil, begint te huilen en is zichtbaar aangedaan. Hij vervolgt op deze wijze het gesprek........
Ben: Soms, dan ja.... Natuurlijk, ik kan..... In bepaalde opzichten kan ik me niet in haar verplaatsen. Dat kan niet. Maar in bepaalde opzichten wel. Kijk, zij wordt het hardste getroffen, ja, want ze is er straks niet meer................ En dan zeg je soms dingen... Die hard aankomen....... Maar ik denk dat, dat gewoon, uit onmacht is. Je wil wel............... maar je kan niet! ................. Het is een gevecht tegen de bierkaai. Je hebt totaal geen middelen, om nog te helpen, of........ haar te steunen. Daar kun je af en toe gewoon....... de fut niet voor opbrengen. Omdat je de afloop weet................ Of ja, de fut, je weet het gewoon niet. Het is inderdaad wat Lenie zegt, iemand die in Amerika ter dood veroordeeld is, die weet wat ie geflikt heeft. Maar zij heeft niks gedaan. Altijd hard gewerkt, gemiddeld zeventig uren per week, buiten het huishouden. We zijn met zijn tweeën uit een heel diep dal gekomen, uit een financieel diep dal. We hebben van alles meegemaakt en net nou er weer geoogst kan worden, mag ze niet meeoogsten, en dat is toch heel erg........heel erg wrang. Kelly is groot, dan kunnen we eindelijk eens weer, dachten we dan, van het leven gaan genieten, ik weet het niet........ letterlijk gedacht........is ‘t voorbij. Het klinkt cru, maar het is zo. ............. Wat dat betreft ben ik blij dat ik m’n werk nog heb. Want ik geloof dat als ik m’n werk niet meer had, konden ze ons samen wegbrengen. Want het is niet alleen voor haar een martelgang, maar voor mij ook.
Int: Denk je veel aan de tijd nadat zij dood is?
Ben begint te snikken.
Ben: Normaal gesproken, tot eigenlijk vorig jaar, begin vorig jaar, gingen we eigenlijk bijna altijd samen naar bed. Vanaf juli dat ik het wist van Wecksteff, dat er niks meer aan te doen is, kon ik het niet meer opbrengen..... om samen met haar naar bed toe te gaan. Ten eerste omdat ik mijn gedachten een beetje af wou schakelen, en iedere avond als ik naar boven toe ga, en vooral de laatste tijd doordat ze wat meer slaap gebruikt, dan hoor ik ‘r niet, dan lig ik nog een uur, anderhalf uur wakker van, wat kom je zo meteen tegen boven. De angst dat ze er niet meer is......... Ik slaap ook heel onrustig. Maar in mijn ogen is dat normaal. Ik geloof niet dat iemand, in dit opzicht, een goede nachtrust zou hebben. Maar dat interesseert me niet. Dat vind ik niet zo belangrijk. Maar iedere avond als ik naar boven ga, denk ik, hoor ik haar nou...nee, shit. Even voelen ,ja ze is nog warm. En dan in één keer draait ze zich om en dan hoor je gnrrrrrrr, of een zucht. Oh gelukkig, ik kan gaan slapen. Dat is eigenlijk het grootst straks. En vooral nu de laatste tijd, nu ze hard achteruit gaat, wordt die angst alleen maar groter.
Int: Lenie, heb je het daarover, met je man, over de angst en het verdriet?
Lenie: Ja, zeer zeker de laatste twee maanden. De ene keer kan ie praten en de andere keer kan ie niet praten. De ene keer heeft ie zin en de andere keer heeft ie geen zin.
Int: En jij?
Lenie begint te huilen.........
Lenie: Nou....ik heb een hele grote angst.......... omdat je niet weet wat dood is. Ik ben ook bezorgd om hem. Als ik er niet meer ben. Kelly heeft haar eigen leven, die redt zich wel, maar......... Vijfentwintig jaar langheeft hij zich aan mij opgetrokken en, hij zal nu zijn eigen weg moeten zoeken. En of hij die vindt, dat weten we niet. Ik hoop het voor hem en ik hoop dat hij toch nog gelukkig wordt. Dat hoop ik wel voor ‘m. Ik denk dat we die angst allemaal hebben. Dat denk ik.............
Ben tegen de interviewer.
Ben: Jij vroeg net aan Kelly wanneer je afscheid moet nemen. Ik denk niet dat je het woord afscheid moet zeggen. Ik denk beter dat je kunt zeggen, dat je er afstand van moet nemen. Ik denk inderdaad wat je zegt van, kijk we weten wel dat het komt, ik denk dat je, ik spreek nu voor mezelf, dat je in je onderbewustzijn, de tijd krijgt en er rekening mee houdt, dat het iedere keer gebeurd kan zijn. Dat ben ik wel met je eens. Maar ik denk precies aan de woorden echt afscheid nemen, of afscheid aan het nemen, dat je dat niet kunt zeggen. Ik denk dat, dat iets is wat naderhand komt. Ze is er nog steeds. Echt afscheid, wel in bepaalde dingen afstand. En ik denk ook, wat ik net al zei, bepaalde dingen wat de zaak betreft en zo, vertel je eigenlijk niet meer, het is niet dat ze er geen deel meer van uitmaakt, maar ze heeft al sores genoeg van zichzelf aan d’r hoofd. En als je haar nou met sores van andere dingen...., opzadelt is weer zo’n groot woord, maar vertelt, dan gaat ze zich daar, terwille van mij, ook nog druk om maken. Ze heeft genoeg aan haarzelf. Daarom vergeet je gewoon dingen, expres eigenlijk te zeggen.
Kelly: Omdat je haar er niet mee wil belasten.
Ben: Nee, je wil haar er niet mee belasten.
Int: Ja, is dat zo.....
Kelly komt nu in beeld samen met haar vriend Patrick.
Kelly: Ja, helemaal omdat ze al genoeg sores aan d’r kop heeft. Dan gaat ze zich daar ook nog druk om maken, terwijl je moet eigenlijk je eigen problemen maar eens oplossen. Zo denk ik.
Int: Kunnen jullie wel, dat zie ik nu eigenlijk wel, samen verdrietig zijn erover?
Kelly: Ja, alleen ik ben niet meer zo vaak thuis. Dat we hier zo samen met z’n drieën zitten, is sowieso zelden. Ik heb ook veel werk en het schiet er heel vaak bij in.
Int: Je bent in het begin heel erg betrokken geweest, hè?
Kelly: Maar toen woonde ik nog thuis. Dat is automatisch. Nu, woon ik op mezelf, heb een eigen leven. Je richt je ook op de toekomst. We zijn nog jong. Dat wil niet zeggen dat m’n moeder oud is, dat zeg ik niet, maar we moeten verder. Het klinkt hard, maar we moeten wel verder. Het heeft ook geen zin als ik dadelijk in de kist naast haar lig......... Wel dan.
Lenie: Nee, maar je hebt vandeweek tegen mij gezegd, je hebt geen zin om altijd over kanker te praten.
Kelly: Ja klopt. Heb ik ook gezegd.
Lenie: En daarom kwam je niet meer.
Kelly: Daarom kom ik ook niet meer, nee. Ik wil ook wel eens over koetjes en kalfjes praten.
Lenie: Maar dat gebeurt ook wel. Nu denk jij altijd dat er altijd over kanker gepraat wordt.
Kelly: Nee, dat is niet waar. Er wordt niet altijd over kanker gepraat.
Lenie: Maar jij kan het uitschakelen en wij niet. Wij zitten er vierentwintig uur per dag mee.
Kelly probeert haar moeder te interrumperen.
Lenie: Samen erover praten kun je niet.
Kelly: Met pappa praat ik er wel over, met Patrick ook.
Lenie: Maar ik ben degene die het heeft. En met mij wordt niet gepraat.
Kelly: Nee, want als ik bel, wordt er ook alleen maar over kanker gepraat.
Lenie: Dat zeg jij.
Kelly: Het is zo.
Ben: Maar ergens is dat niet meer dan logisch.
Int: Wordt het te veel voor jou, Kelly?
Kelly: Dan wordt het te veel, ja.
Ben: Te veel ja.
Kelly: Ik wil daar geen vierentwintig uur mee geconfronteerd worden.
Int: Heb je het een plekje gegeven?
Kelly: Ja, ik denk het wel......
Int: Maar kun je aan je moeder vertellen, wat voor plekje dat is?
Kelly: Weet ik zelf nog niet eens. Ik heb het niet afgesloten ofzo, dat zeker niet. Maar........ om er vierentwintig uur per dag mee geconfronteerd te worden, daar heb ik inderdaad geen behoefte aan.
Kelly heeft het er heel erg moeilijk mee, en moet ondertussen huilen........
Kelly: Voor mij is er nog iets anders als alleen maar dood gaan. Alleen maar... of als doodgaan. Ik ben pas eenentwintig.
Int: Patrick jij woont samen met Kelly, wat merk je aan haar?
Patrick: Ja, het ene moment merk je dat ze er heel erg mee zit, en is ze stil. Meer teruggetrokken en dan moet je de woorden eruit halen. Maar, het andere moment dan denkt ze er volgens mij wat minder aan, dan is ze druk bezig, druk, druk, druk. Dan heb je dat ze er wat minder over praat. Maar dat verschilt weer per periode heel erg.
Int: Voel jij dat aankomen, zo’n periode?
Patrick: Soms wel, soms niet. Soms komt het heel geleidelijk aan en de ene keer is het ook opeens van pats boem, en dan is ze in één keer down. Dan merk je het ook meteen aan d’r.
Int: Probeer je te troosten ook?
Patrick: Vaak wel, we praten er ook vrij over. Dat is ook wel belangrijk.
Int: Ja Kelly, heb je ook veel steun aan Patrick?
Kelly: Ja, gelukkig wel.
Patrick: Het is behoorlijk geweest, laat ik het zo zeggen.
Kelly: Ja.
Int: Jullie kunnen dat samen wel dragelijk maken.
Patrick: We proberen het zoveel mogelijk.
Int: En waar hebben jullie het dan over, als ik vragen mag?
Patrick: Alles. Af en toe reageert ze best laconiek, best hard. Dat ik zeg, dat kun je nou wel zo zeggen, maar dat komt nog wel. De klap komt nog wel. De ene keer is ze er weer heel gevoelig over en dan praten we voornamelijk over hoe ze zou reageren als Lenie daadwerkelijk komt te overlijden. Daar reageert ze zelf nog best wel verschillend over.
Int: Weet jij dat Lenie, dat ze het daarover hebben?
Lenie: Nee, want ze vertelt niks meer. Ze vertelt helemaal niks. Vaak heb je het gevoel, je leeft al niet meer. Want je wordt toch nergens meer deelgenoot van gemaakt. Overal word je buitengesloten. Dus ik weet dat allemaal niet.
Int: Het is een hele nare vraag van mij om die te stellen, maar hebben jullie het over de begrafenis gehad, of de crematie?
Lenie: Ja.
Kelly: Maar nou weet je niet wat je moet.
Lenie: Ik zit nu te twijfelen. Over crematie of een begrafenis.
Ben: Ze is misschien aan het twijfelen gekomen, ze heeft aan mij gevraagd, hoe zou jij het willen. Ik zei, als ik er straks niet meer bent, ik wil überhaupt geen bloemen. Ten eerste zie ik ze niet, ten tweede vind ík het ergens gewoon een geldklopperij. Degene die afscheid van me willen nemen, die komen graag, die hoeven niks mee te nemen. Alleen de aanwezigheid vind ik genoeg. Wat dat betreft hebben we wel één lijn, we willen het gewoon simpel houden. Toen vroeg ik, waarom wil je dan gecremeerd worden? Nou, ik wil niet anderen met de last opzadelen, dat ze naar het graf toe móeten komen. In mijn ogen, denk ik, dat ze er toen wel anders is over gaan denken. En toen heb ik gezegd, je moet niet denken dat ik het ten opzichte van jóu een opgave vind. Ik niet. Maar voor Kelly misschien straks wél.
Int: Is dat zo Kelly?
Kelly: Weet ik niet. Ze heeft ook gevraagd, zou je m’n graf verzorgen, weet ik niet. Misschien emigreer ik wel naar Amerika, weet ik het? Ik kan ook niet in de toekomst kijken. Ik ben zelf heel impulsief. Dus als ik vandaag bedenk, ik ga naar Amerika, ga ik morgen naar Amerika, bij wijze van spreken. Dus, ik weet het niet. Ik weet het echt niet. Ik kan wel zeggen ja, ik kan wel zeggen nee, maar dan zou ik erom liegen. Ik weet het niet.
Ben: Lenie heeft ook een bepaalde angst tussen begraven en cremeren zeg maar. Ja zegt ze, dan ben ik er helemaal niet meer. Ja, dan zeg ik, luister, straks in het graf ben je er ook niet meer. Straks ligt er ook niks meer als knoeg (botten). En over een aantal jaren ligt er eigenlijk helemaal niks meer in.
Kelly: Maar dan heb je wel een plekje om naar toe te gaan.
Ben: Kijk, dat is wat ik uitgelegd heb, dat heb je bij een crematorium ook. In de vorm van een gedenkplaat waar je urn achter staat. Dus dat op zich, is eigenlijk hetzelfde.
Int: Wat denk jij, Lenie?
Lenie: Ik ben er nog niet uit of ik begraven of gecremeerd wil worden. Aan de ene kant heb ik zoiets van als ik begraven ben, hebben ze een plekje waar ze naartoe kunnen. En aan de andere kant heb ik bij m’n zwager gezien hoe het op een crematie kan toegaan, en dat vind ik ook niks.
Kelly: Alle bloemen waren meegepikt. Meegenomen.
Ben: Nou, als je ziet, vorig jaar hebben we de zuster van m’n vader gecremeerd, en dat was een hardstikke mooie crematie. Of niet? Zo kan het ook. Ik vond het in Geleen, ja het is stom gezegd, maar het is een grafkelder waar je naar binnenkomt, daar word je depressief, als je daar komt. Zo koud, kil, donker. Als ik het dan vergelijk met Heerlen en ik vergelijk het met Uden. Dan moet ik zeggen, Heerlen wordt nu opgeknapt, Uden daar straalt licht, stom gezegd, maar het is er ook nog gezellig. Dat klinkt stom misschien, maar je hebt er ondanks dat je afscheid van iemand neemt, niet erna, niet als de crematie geweest is, maar ook tijdens de crematie, eigenlijk niet het idee van ik ben in een crematorium. Alles was wit, eigenlijk een beetje ziekenhuis achtig, en toch sfeervol. Dan denk ik, als ik in zo’n entourage afscheid kan nemen, daar teken ik voor. Dat wordt wel dertig jaar uitstellen, maar dat is iets, dat hebben we niet in de hand. Ik heb haar gewoon mijn opinie gegeven, hoe ik het graag wil hebben. Ik heb het niet eens op papier staan, dat niet.Eigenlijk zou je dat wel moeten doen, want je wordt er nu heel hard mee geconfronteerd. En je ziet dat het nu plotseling, in één keer heel snel met je gebeurd kan zijn. Uit die overwegingen zeg ik, ik wil niet begraven worden. Iemand die straks naar m’n urn wil komen kijken, die komt en die komt ook van ik wil ‘m nog eens een keer zien. Of van mijn part tegen die stomme steen staan te lullen. Nou is dat op een graf natuurlijk precies hetzelfde. Maar ik zeg altijd maar zo, dan moet je gaan, want het graf moet verzorgd worden. En nu heb je niet de verplichting, ik moet de urn of het gaan verzorgen. Ik denk, dat de spontaniteit van het gaan groter is dan een urn en een gedenksteen, als naar het graf. Dat is mijn opinie.
Int: Je vader heeft er wel goed over nagedacht, hè? Heb je het er met hem over gehad?
Kelly: Ja, we hebben het erover gehad. Wat ik wou. Ik heb misschien een heel raar idee, maar begraven nee, daar komen die wormen uit, daarom wil ik niet begraven worden, dat vind ik gewoon smerig. Het idee alleen al. Daarom wil ik niet begraven worden.
Int: En wat betreft je moeder?
Kelly: Ja, als wij niet weten wat ze wil. Als ze zelf gaat twijfelen. Kan ik me wel voorstellen, als je ziet hoe een crematie is of een begrafenis. Dan moet je de voors en tegens afwegen eigenlijk.
Ben: Ik heb tegen haar gezegd, je moet gewoon je gevoel volgen. Wat wil je zelf. Mij interesseert het niet, wat ze doet. Het is haar keuze
Lenie: Dat is ook zo.
Ben: Ik respecteer net zo goed haar keuze, als dat ik zeker weet, zonder dat ze antwoord geeft, dat ze mijn keuze ook respecteert. Dat is bijna, oh nee, we zijn nu al vijfentwintig jaar samen, leer je elkaar wat dat betreft gewoon kennen. Dat is wederzijds, daar hoef ik haarr ook niet eens voor aan te kijken, dat weet ik gewoon. Of ze het wil beamen, dat weet ik niet. Dat is gewoon zo, dat weet ik.
Int: Lenie, en als je dit nu zo hoort, wat zijn je twijfels dan?
Lenie: Wat mijn twijfels zijn.. Ik ben bang, als ik zo meteen begraven word, dat mijn graf niet onderhouden wordt. Van de andere kant, als je gecremeerd wordt, heb je geen plekje meer waar je naar toe kan gaan. Op dit moment weet ik het effe niet meer. Van de ene kant zeg ik...........
Lenie begint te huilen......
Lenie: ..........van een begrafenis, ik heb ‘m verdiend....... Ik heb genoeg m’n best gedaan voor alles. En ik heb gewoon een waardig afscheid verdiend. En ik vind, bij een crematie, dat is een kwartiertje en je bent toch wel vergeten. En dan kunnen ze wel zeggen, ja maar we vergeten je niet, maar binnen een paar maanden is iedereen weer met z’n eigen leven aan de gang en ik ben vergeten. En ik vind, als je begraven wordt, dan kun je tenminste daar naar toe gaan, naar die plek. En dat heb je met een crematie niet.
Kelly: Dat is wat pappa zegt, volg dan je gevoel.
Lenie: Dan zij het, begraven worden.
Kelly: Ja, dan wordt het begraven. Dan moet je niet om één of ander iets gaan twijfelen. Als dat is wat je wil... dat heb je al die tijd gewild. Doe dat nou ook gewoon.
Lenie: Ik heb ook alles op papier gezet, hoe ik het wil. Wat voor een kist, wat voor bloemen. Ik wil op een zaterdag begraven worden.... Zodat ik met muziek begraven kan worden. Ik zit nu jaren in de muziek, ik heb me daar genoeg voor ingezet. Dan zou ik het mooi vinden, als ik met muziek begraven werd.
Kelly: De liedjes heb je toch ook al uitgekozen.
Lenie: De liedjes heb ik uitgekozen ja.
De tranen biggelen nu bij Lenie over haar wangen..........
Lenie: Maar geloof me dat, dat moeilijk is. Is heel erg moeilijk.
Int: Heb je dat alleen gedaan?
Lenie: Nee, samen met Ben.
Int: En Kelly?
Kelly: Nee.
Int: Wil jij dat niet?
Kelly: Nee daar wil ik liever niet bij zijn.
Ben: Ik persoonlijk denk ook dat het in eerste instantie iets is tussen ons tweeën. Want dat is niets ten nadele van kinderen, degene waarmee je getrouwd bent, is toch je eerste naaste. Want hoe je het ook draait of keert, is nog altijd degene van wie je het meeste houdt. Ik denk ook dat je zo’n beslissing met die persoon neemt. Of het erover hebt, de beslissing moet je zelf nemen. Maar het er wel over hebt, hoe een ander daarover denkt. En ik denk dat als je je kind, of kinderen daarbij betrekt, dat je een hele andere opinie krijgt, om de doodeenvoudige reden dat kinderen over sommige dingen heel anders denken als ouders. Ik denk dat als je dat in heel Nederland zou vragen, je misschien wel een eensluidend antwoord krijgt. Dat wil niet zeggen dat je ze er niet bij móet betrekken, dat is heel iets anders. De vraag is altijd, wíllen ze erbij betrokken worden. Als ze erbij betrokken willen worden, dan melden ze zich meestal vanzelf wel.
Int: Is dat zo Kelly?
Kelly: Ik weet niet. Ik wil dan zelf liever niet met de dood geconfronteerd worden. Ik heb zoiets van, het is haar beslissing, ik ga me daar sowieso al niet in mengen. Van zou je niet dit, zou je niet dat. Is haar beslissing. Ik zou het misschien anders doen, weet ik niet. De tijd is er nog niet voor mij zo te merken.
Int: Maar hoe je met de dood van je moeder omgaat, dat doe je op je eigen manier.
Kelly: Ja. Ik denk dat iedereen dat op z’n eigen manier doet. Ik bedoel, ik ben nooit een prater geweest en dat zal ik nooit worden, dus...........
De interviewer bedankt het gezin.
Interview met Lenie, Ben (haar echtgenoot), en Kelly (haar dochter) band 4.
Int: Ja want ik neem aan dat we wel contact houden.
Lenie: Maar ik denk niet dat, dat nog lang duurt. Want zoals ik me nu voel, duurt het niet lang meer.
Int: Nee?
Lenie: Misschien hooguit een maand. Vanmorgen heb ik het nog tegen Ben gezegd.
Ben: Eigenlijk wisten we dat nu de laatste keer dat we bij Stoot zijn geweest. Ik merk dat ook aan de medicijnen. Ze heeft “Tramadol”gekregen. Bij kanker heb je pijnmedicatie in fases. Eén, twee en drie en vier. En zij is nu twee. Hoe lang heb je dat , een week of drie? En toen had ze er aan één of twee genoeg. En nu heeft ze eigenlijk aan vijf niet genoeg meer. Ik denk dat ik heel reëel moet zijn.
Ben: Een heleboel. Nadat Lenie begraven is, ben ik zondag voor het eerst gaan kijken. Omdat ik het eigenlijk nog steeds niet geloofde. Maar ja, het is dus toch realiteit. En, de week daarop heb ik met Kelly het graf verzorgd, hebben we plantjes neergezet. En heb ik geprobeerd de boel in een zo kort mogelijke tijd weer op de rails te zetten. Wat me de eerste maand eigenlijk totaal niet gelukt is. En daarna eindelijk wel.
Int: Hoe was de eerste maand voor je?
Ben: Rechtuit gezegd?! Klote.
‘S avonds thuis komen, ’s morgens opstaan, je kunt wel tegen de dieren kletsen, maar die zeggen niks terug. Dat is eigenlijk het zwaarste gedeelte geweest. Voor de rest, het huishouden enzo, daar was eigenlijk niet veel veranderd. Maar dat is eigenlijk het zwaarste geweest. Want ze is er niet meer..... She’s gone.....
Ben is zichtbaar aangedaan en begint te huilen.
Gisteravond, zei iemand mij: Eigenlijk ben je haar al drieëneenhalf jaar kwijt. Ja, ze was alleen nog maar aanwezig, maar hij had eigenlijk wel gelijk. Missen doe je haar altijd. Tenminste, dat heb ik wel, ook al lijkt het voor de meesten aan de buitenkant niet. Dat zijn mijn gedachten. Daar heeft in wezen niemand wat mee te maken. Hoe ik dat verwerk, dat is mijn pakkie an. Ondanks, dat ik nu een nieuwe vriendin heb, wat ik echt helemaal niet verwacht had. Zijn er toch momenten, dat je er onwillekeurig bij stilstaat. Maar ik kan toch wel zeggen, dat ik het aardig verwerkt heb. Ik, maar dat had ik Lenie al vantevoren gezegd, zal niet wekelijks bij je op bezoek komen, zo ben ik helemaal niet. Maar ik denk, als straks de steen erop ligt, dat het dan toch iets anders wordt. Dan heb je in mijn ogen iets tastbaars, iets wat we zelf uitgezocht hebben. En waar een betekenis achter zit. Ik kan je helaas niet laten zien, wat we uitgekozen hebben. Ik kan je er wel een voorstelling van geven. Het is een boog, met in het midden een poort en links en rechts eigenlijk een pad naar die poort toe. We hebben er een heleboel gezien, de anderen hebben dat misschien niet zo gevoeld, maar dat is eigenlijk iets wat ik wou.
Ben glundert nu.
Niettemin, ik was blij dat de anderen het ermee eens waren. En ik denk dat ze het ermee eens waren, door de uitleg die ik eraan gegeven heb. De uitleg die ik daaraangegeven heb is: Kijk, de deur staat voor me open, ze wacht op me ik hoef alleen maar het pad af te lopen. Aan de andere kant moet ik afmaken, waar we mee begonnen zijn
Int: En, wat is dat?
Ben: Hopen dat Kelly haar studie afmaakt, en dat ze ook wat verstandiger wordt. Want ik vind nog steeds niet, dat ze echt op haar plaats is. Dus dat is niet af. Net als met onze dieren. Die ik, punt A, niet weg wil doen. Dus die nog steeds deel uitmaken. En in wezen zijn het ook een klein beetje je kinderen. En daar heb ik ook voor te zorgen. En ons bedrijf dat we naar de top moeten werken. Dat is het eigenlijk in een notendop, waarom ik hier nog rondloop.
Ben lachend nu
Buiten dat heb ik het geluk, ja geluk, dat ik iemand getroffen heb. En na veel strubbelingen heen en weer, ja positieve strubbelingen wel, om in contact te komen, is dat toch gelukt. Ik heb haar de situatie uitgelegd hoe het was, de eerste avond. En, ik had zelf gedacht, ik had eigenlijk de vorige week een weekend vrij, misschien is het leuk om het volgende weekend samen met iemand wat te doen. Gewoon gezellig. Ja, het werd meer dan gewoon gezellig. Donderdagavond, ze kwam binnen. En het was zoals ze dat noemen, liefde op het eerste gezicht. En...... pats boem! Ik heb het idee, dat.............( Ben kijkt tijdens een kleine onderbreking schuin omhoog) dat ze dat gestuurd heeft.
Ben begint nu te huilen
Kelly is het er niet zo mee eens. Maar ik heb altijd gezegd, voor Kelly komt straks pas de klap. Ik heb eigenlijk de grootste klap, vorig jaar juli gekregen. Toen ze zeiden dat ze totaal niets meer voor haar konden doen. Toen heb ik haar, naar beste eer en geweten, zo goed mogelijk begeleid. En ik ben er eigenlijk van overtuigd, dat dit mijn beloning is. Dat ik het goed gedaan heb. Vrijdagavond hebben we hier gezeten. Dat was de eerste, nee de tweede keer, dat het hier was. De eerste keer dat het hier was, was dat voor haar heel erg vreemd, met hetgeen ik verteld had. Toen we vrijdagavond hier kwamen, was het al iets anders, iets, hoe moet ik het zeggen...... bevrijdender. Zo moet ik het zeggen. Ze is onverwachts hier blijven slapen. Had ik helemaal niet aan gedacht, of wat dan ook. Gistermorgen hebben we ook heel realistisch over onze toekomst gepraat. Het gaat wel wat hard. Maar ik ga van het standpunt uit, wat goed is komt snel en gaat meestal ook snel. Dan denk ik toch terug aan vierentwintig jaar geleden, toen ik Lenie ontmoette, dat was ook pats boem! Zeven januari 1979, heb ik Lenie leren kennen. En 24 juli, 1979, waren wij getrouwd.
Ben begint nu te lachen
Dat wil niet zeggen dat ik dat nu weer doe. Ik geloof het niet. Ik heb eigenlijk net zo’n gevoel als vierentwintig jaar geleden. Alleen nu met een dood ervaring en met veel reden, dat is het enige dat anders is. De beleving op zich is ook anders. Ik moet zeggen, ik voel me happy.
Int: Je voelt je echt prettig bij haar. Dat lijkt me heel belangrijk.
Ben: Ja, dat is, ik heb het idee dat Kelly denkt dat het een invulling is, voor Lenie, maar dat is het helemaal niet. In bepaalde dingen, maar dat heeft naar mijn mening ieder mens, in bepaalde dingen is ze hetzelfde. Maar in veel andere dingen, is ze helemaal anders. Maar de relatie op zich is ook heel anders. Maar de ervaringen en de meningen die ik meegekregen heb van Lenie, die pas ik nu toe. Ik doe dingen, die ik vroeger niet spontaan deed, die ik nu wel spontaan doe. Dus ze heeft me toch wel in zekere zin, de ogen geopend. Wat ik vroeger te introvert was in bepaalde opzichten, dat is er nu niet meer. Ik denk ook dat, dat te maken heeft met het laatste half jaar. Vooral het laatste half jaar, wat ik mee heb gemaakt met Lenie. Ze heeft me in bepaalde opzichten de ogen geopend, van, als je zo blijft doen, of zo blijft doen, of in bepaalde dingen zo blijft, dan....
Int: Wat bedoel je?
Ben: Vroeger was het voornamelijk Lenie, die de contacten en dergelijke, het meest onderhield. Die taak heb ik eigenlijk overgenomen. Niet in z’n geheel, want dat kan ik niet. Maar wel waar mogelijk is, doe ik het wel. Ik zou zo kunnen bellen naar Jannie, dat zou vroeger nooit voorkomen, want dat deed Lenie. Nu wel. Om een voorbeeld te noemen. ....
Ook het administratieve deel. Kijk al die mensen die zo hard geroepen hebben, als Lenie er niet meer is, kun je op me rekenen. Nou, daar ben ik dus nu ook wel achter. Niënte! Degenen die het hardste schreeuwen, die willen er het eerste af. Nou die vallen bij mij dan ook af. Zo simpel is dat. Ik bel ze wel eens, of ze bellen mij wel eens. Het enige waar ik redelijk moeite mee heb, dat is haar zuster. Dat is eigenlijk, omdat ze emotioneel heel anders is dan ik, dat is punt één. En zij twee dierbaren in een goed half jaar verloren is. En ik nu in een situatie ben, waar ik eigenlijk van gedacht heb, het zou me niks verbazen, vlak voordat Lenie gegaan is, dat ik binnen twee maanden een nieuwe heb. Maar helemaal niet met de bedoeling, ik ga op zoek. Ik heb al gezegd, het zou me niks verbazen.
Int: Had je daar ook behoefte aan?
Ben: Nee! Helemaal niet.
Int: Ik kan me dat zo voorstellen, dat als je je partner verliest, dat je......
Ben: Nee, nee! Want is was eigenlijk blij, dat ik nu eindelijk bij was met m’n boekhouding. Ik dacht, eindelijk gaat het nu goed links en rechts de goede kant op. Ik had zelf een stommigheid begaan met de computer, en normaal gesproken bel ik dan Mark en die zocht het dan wel voor me op. Wat heb ik nu gedaan, ik heb me eens even op m’n gemak erachter gezet, en waar ik vroeger het geduld niet voor had, dat heb ik nu wel. En ik heb voor mezelf uitgezocht, hé wacht even, dat is eindelijk nu iets dat moet jezelf doen. Nou, ik heb het probleem zelf opgelost. Toen heb ik wel meteen daarna Mark gebeld. Ik heb gezegd, Mark ik heb een stommiteit begaan op de computer, ik heb m’n boekhouding van een maand weggegooid, maar ik moet je nog iets vertellen. Wat dan? Ik heb het nou ook weer terug. Ik heb het twee dagen met rust gelaten, en ik heb gezegd, ik moet het eigenlijk zelf oplossen. En ik heb het zelf opgelost. Toen zei Mark, goed zo, nou ben je op de goede weg op de computer. Dat was één van de tekenen voor mij, dat in wezen wat dat betreft, de boel weer goed zat. En toen gebeurde, 8 juli dat. Dat van m’n boekhouding gebeurde 2 juli. En 8 juli gebeurde dat. Ik ben er eigenlijk zelf van overtuigd, dat als je de boel niet verwerkt hebt, dan kun je daar niet voor openstaan. Het blijkt dus, dat ik dat gedeelte achter me gelaten heb. Verwerkt heb, ja.... hoe heb je het verwerkt. Als bepaalde dingen ter sprake komen, word je toch emotioneel, omdat het inderdaad nog zo kort is. En ik denk ook, dat dat heel normaal is. Voor mij is, de jonge dame in kwestie, een aanvulling, en geen invulling. Ook zij heeft een verleden, uiteraard. En zij denkt er, qua dat, hetzelfde over. Maar ze zegt zelf, luister Ben, als je het moeilijk hebt, kom hier, dat kan ik best begrijpen. Er zullen best momenten zijn, wat is er dat je stil bent en dat ik vraag wat is er. Gisteravond had ik zo’n moment. Toen hebben we elkaar even gewoon met rust gelaten. En toen we gisteravond in de auto zaten, toen zei ik: Wat hebben we vanavond eigenlijk een werksfeer gehad. Als personeel. Ja, zei ze, maar daar hadden we op dat moment allebei even behoefte aan, we moesten onze gedachten laten gaan. Ik vond dat eigenlijk heel fijn, zei ze want dat is een kwestie van dat we elkaar goed aanvoelen. En onderweg naar huis hebben we het over allerhande dingen gehad, wat er door ons hoofd speelde.
Int: Je hebt heel veel steun aan haar, begrijp ik.
Ben: Steun is niet het juiste woord, vind ik. Ik heb haar alles uit de doeken gedaan. En gelijk vroeg zij, ben ik een invulling? Ik zei nee, punt A, kan dat niet, want jij kan mijn vrouw nooit vervangen, daar kun je nog zo je best voor doen, maar dat lukt je nooit. Want Lenie is Lenie, en jij bent jij. En voor de verdere rest, moeten we gewoon zien, wat hier uit groeit. En we hebben er allebei vanaf het begin een goed gevoel over. En we hebben het gevoel, en dat klinkt waarschijnlijk stom, dat we elkaar al een hele lange tijd kennen. Dat is ook het idee, dat ik zeg, die daar boven, volgens mij heeft ze haar gestuurd. Dat kan niet anders. Want ik weet namelijk van mezelf, dat ik heel slecht alleen zijn kan. Tenminste, voor een lange periode, dat er dus niemand zou zijn. Ja, zo moet ik het zeggen. Het is niet zo dat ik geen week alleen zou kunnen zijn, als Lenie in een ziekenhuis gelegen zou hebben. Dat niet. Maar gewoon dus het punt, dat ze er helemaal niet meer is. Dat wist ze gewoon. Ja, wat ga je dan doen, ja zei ik, dat weet ik niet. Ik zie wel, ik laat het wel op me afkomen.
Int: Heb je het daar wel met Lenie over gehad?
Ben: Ja. Lenie was daar heel erg op tegen. Ik denk dat ze erop tegen was, om het doodeenvoudige feit, oude stempel wil ik niet zeggen, Lenie had daar haar eigen opvattingen over. Als het andersom zou zijn, dan zou Lenie nooit meer iemand anders pakken. Daaraan zie je dus ook, dat twee mensen daarin ook totaal verschillen. Ik heb altijd gezegd, ik weet het niet, ik zie wel wat er gebeurt. Niemand mocht haar plaats, in haar ogen haar plaats, innemen. Maar niemand neemt haar plaats in. Want dat kan niet. Dat is onmogelijk. Ik denk dat ik haar visie, wat dat betreft, aan de ene kant sowieso moet respecteren, want dat is haar visie. Alleen, hoef je die visie niet te delen.
Interview met Ben – band 10
Int: Nu hebben we het net heel veel gehad over jouw gevoelens, jouw positie zeg maar, nou heb ik ook net Kelly gesproken en Kelly is daar eigenlijk niet over te spreken.
Ben: Nee, dat weet ik.
Int: Kun jij begrijpen waarom dat is?
Ben: Ja, maar dat begrijp ik ook, en ik heb haar ook geprobeerd uit te leggen, dat voor mij het verwerkingsproces van de dood van Lenie, een heel anders iets is dan voor haar. Tenslotte heb ik haar, buiten het feit dat we vierentwintig jaar getrouwd zijn, de laatste drieëneenhalf jaar, dagelijks meegemaakt. Dus eigenlijk het hele beeld, sores en ellende, vierentwintig uur meegemaakt. En voor Kelly zijn dat altijd nog maar momentopnames geweest. Ze heeft haar in goede periodes gezien, slechte periodes gezien. Voor Kelly is dat proces heel anders dan voor mij. Buiten dat, moet je er ook nog even rekening mee houden, Kelly is pas eenëntwintig en ik ben al eenënvijftig. Daar spreekt ook nog een aardig woordje levenservaring in mee. Dat is juist wat ik ook tegen haar gezegd heb, we zullen best wel wat tegenstand krijgen. Dan moet Kelly ook gewoon open kaart spelen, en niet twee gezichten tonen, want ze heeft dus donderdagavond bijna de hele avond met haar gesproken, dan hoor ik van Kelly; ïk vind het een leuke vrouw, en voor de rest heeft Kelly er niks meer over gezegd. Als ze dan werkelijk volwassen is, dan komt ze naar me toe en zegt, pap, ik ben het er niet mee eens. En weet je wat ik dan zeg? Ja schat, dat is in principe jouw probleem, dat is punt één. Punt twee, is het mijn leven, wat eigenlijk punt één is. En ik respecteer dat jij het daar moeilijk mee hebt. Dan zou ik zeggen, als ik je daarin kan steunen, heel graag. Maar leer dan eerst eens even iemand beter kennen. Want god weet, kan ze je misschien wel helpen. Maar Kelly ziet, dat ik haar als vervangster van Lenie...maar dat is niet zo. En ik heb er nog eentje rondlopen, die ken jij ook. Ik denk dat die, hij zal het wel weten, want ik heb dat vandeweek gemerkt aan het telefoontje dat ik van hem kreeg. Die zal heel anders reageren. Die zal het er ook moeilijk mee hebben. Maar ik denk, dat als ik hem de situatie uitleg en hoe het gebeurd is, en wat er gebeurd is en hoe het gekomen is, dat hij zegt, Ben je moet doen wat je hart je ingeeft, want daar kan niemand in beslissen. Dat doet je hart, en voor de verdere rest niemand. Hij zal ook niet staan te juichen, maar hij zal het wel respecteren. En dat is iets wat Kelly nou eens moet leren. Respect voor iemand anders mening te hebben, en als je dan zelf een mening hebt, dan moet je daar ook voor uitkomen. En als je erover kunt praten krijgt ze misschien een heel ander beeld, maar het helpt misschien ook voor haar in de verwerking. Stel je voor, dat ze nou heel goed met haar kan praten, want ze heeft het dus over het maatschappelijk werk en dergelijke, met Yvon. Nou ik heb het daar met Truus ook over gehad. En Yvon had gezegd,
je kan het ook niet vantevoren verwerken, en toen gaf Truus het antwoord:En waarom niet? Moet je goed luisteren, zei ze, je hebt haar drieëneenhalf jaar meegemaakt, je hebt haar hele ziektebeeld meegemaakt, jullie hebben samen tot op zekere hoogte gehoopt, alleen Lenie accepteerde het niet. Wat heel logisch is. En jij van de andere kant, had zoiets van, ik weet dat ik haar verlies, want dit is een ongelijke strijd, het is alleen de vraag, wanneer gebeurt het. Nou zegt ze, op dat moment dat je je dat realiseert, ben je in wezen al met een bepaald verwerkingsproces bezig, in je onderbewustzijn. Dus er is niemand die kan zeggen, dat je de dood vantevoren niet al een gedeelte kan verwerken. Het is wat anders als iemand van vandaag op morgen weggerukt wordt uit het leven, want daar heb je geen afscheid van kunnen nemen op jouw manier. Maar dat heb jij met Lenie juist wel, jullie hebben van elkaar afscheid kunnen nemen. Alleen, jullie wilden dat niet. Maar nee, dat wil niemand! Maar dat is iets, dat hebben we niet in de hand. En, dan moet ik zeggen, zij komt namelijk ook uit de verzorging, Truus heeft ook maatschappelijk werk gedaan, dus wat dat betreft eeeeeh........., kun je over bepaalde dingen gewoon goed praten. En of dat nou steun is. Nee steun is dat niet. Kijk bepaalde dingen wil ik best vertellen, maar dat zijn dingen die in wezen, Kelly eigenlijk niets aangaan wil ik niet zeggen, maar om haar niet tegen het zere been te stoten in bepaalde opzichten en in andere opzichten om haar een beetje te sparen, dat ze er zo snel mogelijk overheen komt. Want als je dan spreekt over afspraken die gemaakt zijn, ze had met Lenie een afspraak gemaakt, als Lenie er niet meer zou zijn, zouden we iedere dag samen, de ene dag ik, de andere dag zij, koken. Ik zeur daar niet over, maar dat gebeurt gewoon niet. Dat is de realiteit. Je zit in dat bedrijf en, je hebt allebei je eigen werk en, ik weet gewoon dat, dat af en toe niet mogelijk is. Maar ik zeur daar niet over. Dan gebeurt er zoiets, waar ik helemaal niet aan gedacht heb, niet op zoek was. Dan moet ik me nu eigenlijk ten opzichte van mijn dochter verdedigen. Laat mijn dochter eerst maar eens zeggen, pap, luister, ik ben het er niet mee eens, recht in m’n gezicht en waarom ze het er niet mee eens is. Maar luister, dat weet ik in wezen, waarom ze het er niet mee eens is. Want zij denkt, dat ik Lenie vergeten ben. Never nooit. Ik moet ten opzichte van haar emoties tonen. Waarom? Ik mag haar toch op mijn manier in m’n gedachte houden en er mee leven. Ik hoef dat toch niet ten opzichte van haar, of ten opzichte van anderen of wie dan ook, niet mee te koop te lopen?! Want dat wil ik helemaal niet. Want dat is iets, niet honderd procent, maar duizend procent persoonlijk. Ja goed dan ben ik stug, geen flauwekul allemaal en dan moet ik hulp gaan zoeken, ik heb geen hulp nodig. En dat probeer ik haar wijs te maken en dat dringt niet tot die.... hersenmassa daarboven door. Ik heb het al op verschillende manieren geprobeerd, maar....
Ben neemt een slok van zijn koffie, en vervolgt zijn relaas
Ik begrijp best dat het moeilijk voor haar te accepteren is. Dat is zelfs voor mij nog moeilijk te accepteren, in bepaalde opzichten.
Int: Is het ook niet nog eens heel moeilijk voor jou, want zij is echt boos op jou?
Ben: Ik kan begrijpen dat ze boos is, en daar heb ik ook geen moeite mee. Maar als je boos bent dan moet je er wel wat aan doen! En als je niet komt praten, dan kun je er niks aan doen. Zo simpel is het. Maar moet ik dan naar haar toe gaan? Nee, het is wel degelijk andersom. Als ze nou respect heeft en werkelijk de kracht heeft, dan moet ze naar me toekomen, moet ze gewoon zeggen, luister pap, dit en dat en daar en daar ben ik het niet mee eens. Ik ben het toch ook niet eens met haar keuze van Patrick? Maar ik respecteer hem wel. Niettemin, ik vind het een leuke jongen. Maar ik vind hem niet bij haar passen. Maar wie ben ik om daarover te oordelen? Zij is er toch gelukkig mee. Nou is zij gelukkig, ben ik gelukkig. Het is toch haar keuze.
Int: Je zegt net, je kan begrijpen dat ze boos is...
Ben: Ja! Ik kan heel goed begrijpen dat ze boos is. Ik zou het ook, als ze dat niet zou zijn, zou ik haar er eigenlijk van betichten dat zíj niet meer aan haar moeder zou denken. Waar ze eigenlijk mij van beticht. Voor mij is de beleving heel anders dan voor haar. Tenslotte ben ik eenenvijftig, ben er vierentwintig jaar mee getrouwd geweest.... Voor haar is het nog altijd een moeder-dochter relatie geweest, en ik denk niet alleen dat ze boos op mij is, ik denk dat ze misschien ook zelfs wel een klein beetje boos op zichzelf is. De laatste drie maanden is eigenlijk alles goed gekomen, wat ze in wezen zelf in jaren verpest heeft. Dus de relatie die ze gemist heeft, die is goed gekomen en die is plotseling verbroken. Ik denk dat ze daarop in principe kwader is, dan dat ik een nieuwe relatie heb. Zij kan niet met haar kwaadheid daarover.... weg. Dat idee heb ik. Ik kan me dat levendig voorstellen. Ik zal je een mooi voorbeeld noemen. Veertien dagen geleden, hebben we het erover gehad, het loopt met allebei de zaken niet goed. En toen heb ik gezegd, als ik nou iets anders vind... Ja, zegt ze, waar wil je dan naartoe? Ik heb erover gedacht, Patrick wil graag terug, een beetje in de buurt van Nijmegen. Tenslotte woont zijn hele familie daar en z’n vrienden. Ik zeg; nou, misschien ook wel in de buurt van Venlo. Oh ja, goed, want dan kan Patrick ook zijn werk hier aanhouden, als hij straks zijn rijbewijs heeft. Ik zeg ja, dan koopt hij een dieseltje of een auto op gas. Afgelopen week toen ik, èhhhhhhhh, Truus heb leren kennen. Ja, ik ga niet mee! Dat is voor mij een teken... Patrick wil zijn werk niet opgeven. Ik zie op tegen de reistijd, terwijl een week van tevoren zegt ze, ja, is goed. Ik zeg Venlo, drie kwartier, een uurtje ben je daar. Nou ja goed, dat moet ik er maar voor over hebben. En dan draait ze in één keer om, als een blad aan een boom, omdat er iets gebeurd is. Dat is in bepaalde opzichten typisch Kelly. Ik heb vorige week gebeld voor een zaak in Rochel, ik ben daar langs geweest, en die is in onderhandeling met een koper, dus ik moet even afwachten of dat wat wordt. Ik had hem daar ’s middags in de auto over gebeld, dat ik daar geweest was. Zij dacht gelijk, heb je dat gekocht. Ik zeg, nee, ik moet eerst eens afwachten. Punt A, moet ik kijken of ik dat rond krijg, punt B, ik moet het huis hier eerst ook nog verkopen. Dat gaat natuurlijk over de financiën. Dat had ik haar dus verteld, en dan hoor je ’s avonds, we gaan niet verhuizen. Terwijl ik eigenlijk, gedeeltelijk nog met haar meeleef, dat ik zeg, moet je goed luisteren, ik wil die kant op en dat zou voor jullie ook leuk zijn. Dan zit je wat korter bij Nijmegen, dan kun je eens wat meer daar naar toe gaan en je vrienden kunnen ook eens meer overkomen. De reistijd is meer dan de helft korter. Maar, dan draait ze in één keer om, en dat weet ik gewoon...... Dan komt ze met het smoesje, Patrick wil niet. Nee, Patrick wil niet? Patrick wil wel. Als ik met Patrick alleen praat, dan durf ik gegarandeerd te zeggen, dat hij zegt, ja. Nee, Kelly wil nu niet, omdat de situatie veranderd is, en ze de situatie eigenlijk niet aan kan of misschien wel niet aan wil. Dat is gewoon het hele eiereneten.
Int: Is dat voor jou niet ontzettend moeilijk als vader, om de relatie met je dochter zo te zien veranderen, zo kort na het overlijden van Lenie?
Ben: Laat ik het zo zeggen. Op donderdag een week geleden na, ging het eigenlijk vrij goed, alleen op bepaalde dingen na, qua beleving. Nou goed, dat moet je van elkaar respecteren. Zij doet dat iets minder dan ik, maar voor de verdere rest, ging het in mijn ogen goed. Door die gebeurtenis is de boel helemaal op hol geslagen, kun je wel zeggen. Zij kan dat gewoon niet plaatsen. En als zij dat niet kan plaatsen.. Ik kan haar daar wel bij helpen, maar daar zal ze dan toch zelf voor open moeten staan. Als ik nou naar haar toe ga, dan staat ze daar niet open voor, nee het moet van haar zelf komen. En als het niet van haar zelf komt..... Ik weet niet wat de toekomst zal.... Ik zou het echt niet weten........ Ze zeggen wel eens, komt tijd, komt raad, ja..... Ik denk dat we zo moeten denken. Als zij zelf niets aan de situatie wil veranderen. Ik denk dat in principe voor Kelly..... Ze is nu weer aan haar studie begonnen, luister ik gun het haar van harte dus ik hoop dat ze het haalt, ze kan het ook, daar ben ik van overtuigd. Maar ik denk dat ze meteen zo blijft zitten, dat wordt niks hoor.
Int: Is ze alleen maar boos?
Ben: Ja, maar die boosheid die moet je zelf weghalen. Die kan niemand voor je weghalen. Daar zul je over moeten praten.
Int: En jij bent wel bereid om daarover te praten?
Ben: Van mij mag ze komen.
Int: Maar jij gaat niet zelf naar haar toe?
Ben: Nee, waarom? Zij is toch boos, ik toch niet. Ik heb toch mijn standpunt uitgelegd. En als we nou zeggen, we ontmoeten elkaar nooit...... En als ze dan het lef heeft, dan moet ze gewoon zeggen, “nou pap, nu wil ik het er graag, dan en dan met je over hebben”. Dan ga ik ervoor zitten. Alleen, ze zal ook moeten leren mijn standpunt te respecteren. Maar respect is iets, wat Kelly niet hoog in het vaandel heeft geschreven. Waarom en hoe weet ik niet, want we hebben het haar wel geprobeerd bij te brengen.
Int: Redt ze het zonder jou, denk je?
Ben: Op haar manier wel. Niet op de manier waarop ik het graag zou willen. Op haar manier wel. Dan kan ik ook zeggen, ik ben nog steeds boos op haar omdat ze haar school niet afgemaakt heeft. Dat vind ik nu nog eeuwig zonde, maar waarom moet ik daar boos over blijven? Het is toch haar keuze. Nu ze drie jaar verder is, nu ze erachter komt, dat ze dus zonder papiertje nergens komt, nou gaat ze wel studeren. Ik juich het alleen maar toe.
Int: Ze is ermee opgehouden omdat haar moeder ziek werd.
Ben: Nee. Helemaal niet. Dat is flauwekul!
Int: Ja?
Ben: Dat is echt flauwekul.
Ben wil een slok van zijn koffie nemen, maar zet zijn kopje weer neer
Int: Dat bedenk ik, hoor.
Ben: Nee, als ze dat zou zeggen, dan is dat de grootste flauwekul.
Int: Oh, ja. Maar dat heeft ze niet gezegd hoor.
Ben: Nee. Weet je waarom ze opgehouden is? Ze heeft altijd het idee gehad, dat wij haar in een internaat gestopt hebben, om ervan af te zijn. Nee, wij hebben haar in een internaat gestopt, omdat Kelly niet te handhaven was thuis, graag alleen, en alles moest gebeuren zoals zij dat wou. Ik zag hoe Lenie daaraan kapot ging. Hier op de lagere school zei haar leraar, die kan met gemak de universiteit halen. Het onderwijs in België was op dat moment veel beter dan hier, dat is het trouwens nog. Toen heb ik gezegd, moet je goed luisteren, ik laat jou niet kapot maken daardoor, zij gaat naar België naar school. Ik heb het besluit genomen om haar in België op dat internaat te doen. Dan was ze in elk geval in het weekende thuis. We hebben toen voor de keus gestaan, ze zeiden eigenlijk moet je haar uit het huis plaatsen. Toen hebben wij gezegd, never nooit. En we hebben naar een andere oplossing gezocht. Wij dachten dat die oplossing de juiste was. Maar Kelly is wat dat betreft, vroeger, heel kwaad geweest. Nou moet ik wel zeggen, de eerste jaren ging het goed. Maar aan die leraar was dit en aan die leraar was dat, die deed dat niet goed en die deed zus niet goed. En als je dan zelf nooit bij jezelf te rade gaat, wat ik al vaker heb gezegd. Doe jij niks, mankeer jij niets, doe jij alles perfect? Ja, maar........ Er is een heel goed spreekwoord:”Verbeter de wereld en begin bij jezelf”. En dat is nu eigenlijk weer aan de hand, alleen in een iets andere vorm. In bepaalde opzichten is ze helemaal respectloos. Toen ze de hele avond heeft zitten praten met Truus, dan hoor je wat een leuke vrouw. En achteraf, hoor ik dus, Kelly was het er niet mee eens, en Kelly was boos, en dan daarna zei ze, maar ik vind het wel een leuke vrouw. Wat moet ik daar voor een conclusie uit trekken? Moet ik dan naar haar toestappen met, je vindt dit en je vindt dat? Nee, want dan breng ik degene aan wie ze dit verteld heeft, ook in discrediet. Die heeft mij dit in vertrouwen verteld. Dus ik begin daar niet over. Ik weet niet of je mijn standpunt deelt. Boeit me ook eigenlijk niet. Dat is gewoon zo.
Ben lacht, en neemt een slok van zijn koffie
Int: Ik kan het wel goed begrijpen.
Ben: Ik ben ook boos! Dat Lenie er niet meer is, maar ik kan er ook niks meer aan doen.
Int: Kan je ook echt boos worden?
Ben: Ja. Daar was ik vantevoren al boos over. Eigenlijk voor de eerste keer toen ik hoorde dat zij die ziekte had. Eerst vraag je, je af, waarom zij? Maar daar kan nooit iemand een antwoord op geven. Dan denk ik, potverdorie, we hebben nu eindelijk iets opgebouwd en we kunnen nu gaan oogsten, en.... nou peer je ‘m.............. Heb ik haar in januari nog gezegd, met de verjaardag van haar oude baas. Ik zeg, verdorie, het mooiste pik je nog van me af. Want eigenlijk zouden we als we vijfentwintig jaar getrouwd waren, naar Amerika zijn gegaan. Met zijn tweeën als vijfentwintig jarig huwelijksreis. Dat zei ik toen eigenlijk voor de flauwekul. Ik zeg, dat neem je me af. En daardoor Henk er gelijk achteraan: Kom hier, boek morgen, ik betaal de tickets. Ik zei,maar Lenie mag niet meer vliegen. Dat mocht ook niet meer, dat hadden de artsen ten strengste verboden. Niet meer vliegen. Hooguit naar Londen of zo, hooguit zo’n twee, tweeëneenhalf uur. Langer mocht sowieso niet meer, maar eigenlijk liever niet. Want tweeëneenhalf jaar geleden zijn we nog naar Grand Canaria geweest, daar hebben we niks over gezegd. Maar ik geloof, als we toen gezegd hadden, dat het viereneenhalf uur vliegen was, dat de arts gezegd had, eh, eh, nee, nee. En we hebben het toch gedaan.
Int: Ben je daar blij mee?
Ben: Alles wat ik met Lenie in die periode van ziekte gedaan heb, heb ik met heel mijn hart en met alle liefde gedaan. Niet alleen voor haar, maar ook voor mij. Vorig jaar zijn we nog naar Parijs geweest en toen, wist ik, dit is de laatste keer dat ik met haar op vakantie ben. Aan de ene kant heb ik van Parijs genoten, want ik was er nog nooit geweest, en aan de andere kant heb ik me..... Geërgerd is nu niet het juiste woord, vond ik het een klote vakantie.
Int: Heel verdrietig, lijkt me.
Ben: Ja!.................. Ja.
Bij Ben lopen nu de tranen over zijn wangen
Ben: Verdrietig..... Je weet dat het de laatste is. Ondanks dat je probeert ervan te genieten, lukt het gewoon niet. Hoe je het ook draait of keert. Het lukt niet! Gaat niet. Wat dat betreft, 2002 in Grand Canaria, was toch anders, dan toen we naar Parijs geweest zijn. Toen hadden we ook nog veel hoop, dat het misschien toch nog goed zou komen. Maar toen we naar Parijs zijn geweest, toen wisten we gewoon dat het niet meer goed kwam. Dat is ook een vakantie geweest, waar we voor de eerste keer eigenlijk een beetje langs elkaar heen leefden. Ieder onze eigen beleving hadden, in bepaalde tijden van die korte vakantie. Buiten dat nam ik niettemin m’n petje voor haar af, want het was een enorme opgave voor haar, om zo lang in die bus te zitten. Maar dat was Lenie, vechten en overal schijt aan hebben, zo lang als ik kan, pak ik het........... Want ik geloof zelfs, en dat kan iedereen beamen, vorig jaar januari dacht iedereen dat ze zelfs mijn vijftigste verjaardag nog niet zou halen, zo slecht ging het. Daar was ik ook heel bang voor. Maar dat was mijn grootste wens, ze moest mijn vijftigste verjaardag halen. En die heeft ze gehaald......... Het was een knalfuif. Nu achteraf moet je dan zeggen,dat is dan ter compensatie van Amerika geweest en dan heb ik daar vrede mee. Want ze heeft me, ik kan wel zeggen, een onvergetelijke verjaardag bezorgd. Vol met surprises. Aan de ene kant denk ik er af en toe met weemoed aan terug.......... En aan de andere kant, maakt het me tóch gelukkig.
Ben schiet weer vol
Ben: Negen dagen daarna, kregen we de slechtst mogelijke mededeling die er was. Waar we eigenlijk, toen we elkaar aankeken, toen we ’s morgens gingen, eigenlijk de afloop al wisten, van tevoren. Want we zeiden al, wat ze nog kunnen doen, doen ze, al is het op experimentele basis, want dan moet je naar Amsterdam of Rotterdam of wat dan ook, . Maar ik zei, we moeten er ook rekening mee houden, dat, dat wel eens niet mogelijk zou zijn. Toen wisten we nog niet eens de uitslag. Alleen werden onze vermoedens bevestigd...........
Int: Dat is hard, hè?!
Ben: Het leven is hard, ja. Het leven heeft z’n leuke, en z’n minder leuke kanten en z’n harde kanten. Want ze zeggen wel eens, z’n leuke en z’n minder leuke. Nee, ook harde kanten. En die zijn wrang........... Maar zoals ze dan zeggen, het leven gaat door. Hoe erg bepaalde dingen ook zijn. Ik had het ook niet gedacht. Ik dacht, ik zie wel. Maar het leven gaat door en het leven heeft dan toch ook zijn positieve kanten.
Int: Het voelt wel goed voor jou, een andere partner?
Ben: Ik moet zeggen, ik ben de laatste anderhalve week............. Hoe moet ik het zeggen..... Laat ik het zo zeggen. Het plantje hing er eigenlijk een beetje bij van, op kapot gaan. De bloemetjes komen nu weer erin, en gaan open. Om het een beetje poëtisch te zeggen.
Ben lacht nu
Int: Je begint weer een beetje te leven?
Ben: Ja, gelukkig wel. En ik moet zeggen, ik ben er wel blij om. Ik zeg ook heel eerlijk, ik ben ook blij dat het gebeurd is. Ik sta alleen, en dat verwonderd mij nog, iedere dag, dat ik daar voor open stond. Want dat had ik dus helemaal niet van mijzelf gedacht. Daarom, die laatste anderhalve week, ben ik ervan overtuigd, dat ik het gewoon verwerkt heb. En dat dat nu ter sprake komt en ik wel emotioneel reageer, ik denk dat als ik dat niet gedaan had, jij een gedachte zou kunnen krijgen van, inderdaad, die is Lenie vergeten. Niet alleen nu met tranen in de huiselijke sfeer, maar ook op de zaak denk ik vaak genoeg aan haar, potverdorie was je er nog maar bij. Of hoe moet ik dingen oplossen om de boel beter aan het draaien te krijgen. Dat ik er dan wel van kan leven, en dat het wel iets wordt, waarvan ik hoop dat het dat wordt. Vroeger zou ik bij de pakken neer gaan zitten en lopen schelden van, ik doe de zaak weg, dit en dat en zus en zo. Afgelopen week ben ik realistisch aan tafel gaan zitten en gezegd, nou moet je eens goed luisteren, we kunnen twee dingen doen. Ik ga binnenkort beginnen met bezorgen, wat ik eigenlijk niet wou, maar toch zal moeten. Ik ga er nog wat geld tegenaan gooien om toch wat meer reclame te maken en kijken of het dan wel lukt. Want ik heb eerlijk gezegd, als ik daar binnen twee maanden, voor het einde van het jaar, geen vooruitgang in zie, dan stop ik met de zaak en dan ga ik kijken naar iets anders. Vroeger zou ik gezegd hebben, ik doe de tent dicht en bekijk het maar. Dat zijn van die dingen waarvan ik denk, dat is nou de kracht van Lenie die nog in mij zit, van wat zij mij meegegeven heeft van, je moet het nu zelf doen. Het blijkt dus, ik kan het. Dus een gedeelte van haar kracht heb ik gekregen. En daar ben ik alleen maar blij om.
Ben spreekt nu met een gebroken stem en huilt......
De dingen die nu de laatste paar weken gebeuren, die voor mij een positieve wending hebben, de dingen die ik nu wel doe, die ik vroeger niet deed, en gewoon zei:Lenie los jij ze maar op, dat zie ik eigenlijk als een bekroning, van de goede relatie die wij gehad hebben. Ze kan het me niet meer in levende lijve laten voelen, maar ze doet dat op andere manieren. Nu. Dan gebeurt er zoiets en dat maakt me nog happier.
Int: Wat zei je?
Ben: Dat maakt me nog happier.En dat neemt niemand mij meer af. Natuurlijk wel ter zijner tijd, maar we hebben niet allemaal het eeuwige leven, dat is maar goed ook. Maar mocht er niks raars gebeuren, pakt niemand me dat af. Ik heb namelijk ook nog een chat-vriendin, die is nu drie keer geopereerd aan een tumor in haar hoofd, daar chat ik af en toe mee. Die zat dus heel dik in de shit, die haar man was weggegaan. Daar heb ik een paar nachten mee zitten chatten. Die vroeg dan, hoe zou je dit oplossen, hoe zou je dat oplossen. Ik heb haar mijn ervaringen verteld, en ik heb haar gezegd, kijk wat je ermee doet, misschien heb je er wat aan, misschien niet, kijk wat je ermee doet. Vorige week heeft ze me ge-smst, ik kan niet op de computer komen, mijn MSN doet het niet, ik heb volgens mij een virus. Toen heb ik haar gezegd dat ik een vriendin had, dat vond ze hardstikke leuk. Woensdagavond heb ik haar even gebeld, ze has een smsje gestuurd, dat ze er nog steeds niet op kon komen, want toen heb ik haar ook verteld dat ik een vriendin had, hardstikke leuk. Toen zei ze gelijk, ik vind het shit, dat ik niet op MSN kan, want ik heb van wat jij geschreven hebt, het advies, of de raad, hoe je het maar noemen wilt, daar heb ik heel veel aan gehad. Dan denk ik, hè, lekker. En ik denk dat dat misschien ook wel meegeholpen heeft in de verwerking, van het verlies van Lenie. Want ik heb daardoor iemand anders kunnen helpen. En dat geeft je dan toch een goed gevoel.
Ben glundert nu.
Int: Dat kan ik me voorstellen.
Ben: Daar zei Kelly ook al over, die zijn zeker op zoek naar een vriend of naar een vriendin. Nee, ik zit gewoon met haar te chatten. Dan gaat bij mij het gordijn dicht. Als je al met die instelling komt, dan heb ik er geen behoefte meer aan om nog uit te leggen, waarom ik met haar chat. Heb ik die keer daarna wél gedaan, toen zei ze al gelijk: Pap, waar begin je aan! Dus zij had al de overtuiging, zij willen een relatie. Dat is helemaal niet waar! Ik was gewoon blij dat ik die jonge dame kon helpen. Ten eerste is het leeftijdsverschil veel te groot, zij is achtendertig. Daar begin je al mee. Buiten dat, ik ben er eigenlijk heilig van overtuigd, dat ik zoiets überhaupt iemand niet aan wil doen. En de vraag is, of ik dat wel aan kán. Daar kan ik geen antwoord op geven. Ik ben blij dat ik haar helpen kan, dan is het voor mij goed. Zij was toen voor de eerste keer op de chat, dat was één van de leuke avonden, we waren allemaal moppen aan het vertellen, die er op de chat zaten. Zij kwam ertussen, zij kwam daar voor de eerste keer, met: Kan iemand mij helpen. Ik wil je wel helpen, met hoe alles werkt, nou dat heb ik haar uitgelegd. Toen zei ze zelf, kan je hier ook persoonlijk met iemand praten. Ja, dat doe je zo en zo. Goed. Het lukt mij niet. Nou, wacht maar even, dan probeer ik het om te dingesen. Ik kon dat toevallig al, dus ik heb dat gedaan. Ik zeg zo, als het nu goed is, dan zie je links boven mijn dinges op je computer en nu kunnen we privé, zonder dat iemand anders er iets van meekrijgt schrijven. Ik ben Renate, achtendertig jaar, ik heb drie operaties gehad.
Waarvoor ben je geopereerd? Dat durf ik eigenlijk niet te zeggen. Zeg het maar, je kunt het niet zo erg noemen, want ik zal je gelijk vertellen, ik heb nog geen maand geleden mijn vrouw verloren met kanker. Dus veel erger kan het niet zijn. Zij heeft erover gesproken. Wij hebben zo’n anderhalf uur dingen uitgewisseld. Toen vroeg ze op een gegeven moment mijn leeftijd. Dus ik zeg, ik ben vijftig. Hoe is het dan met de verwerking van je vrouw? Dat heb ik haar allemaal uitgelegd. Ik zei, ik ga nu slapen, want morgen moet ik weer werken en ik moet nog boodschappen doen. Ze zei, ik vond het fijn met je gepraat te hebben. Ik zeg, luister, als je nou nog een keer met me wil praten, dan sla je hetgeen wat er nu boven staat op en als je er behoefte aan hebt, dan zie ik je vanzelf wel een keer op de chat. Daar is een goede anderhalve week overheen gegaan, ik weet het niet meer precies. En op een gegeven moment zit ze er weer op. Toen zei ze, Ben hier is m’n MSN, want ik wil je weer privé, want ik wil weer eens een keer op de MSN met je babbelen. Dat is goed. En zo is het eigenlijk verder tot stand gekomen.
Kelly: Ja, drie jaar. Toen zat ik eigenlijk nog op school, toen ze ziek werd. In eerste instantie op school, daar hoorde ik het, toen had ik zoiets van, kut. Sorry voor het woord, maar dat denk je dan op dat moment. Ik ben op dat moment ook niet overgegaan naar een volgende klas. Ik had zo veel onvoldoendes. Ja, het was laksigheid ergens, toen ook doordat m’n moeder ziek was. Zo veel onvoldoendes maakte ik, dat was echt niet normaal meer. Toen ben ik niet overgegaan. Ik heb m’n school eigenlijk ook niet afgemaakt.
Int: Doordat je moeder ziek werd?
Kelly: Dat was toen de reden. Maar achteraf, heb ik beseft dat dat niet de hoofdzaak was. Ik had ook geen zin. Op dat moment was het misschien een goed excuus, maar toch wat je met je leven... waarom moet ik nog verder werken. Dan heb je er eigenlijk helemaal geen zin meer in op dat moment. Dan staat je kop niet naar leren, naar boeken. Mijn moeder was veel ziekenhuis in, ziekenhuis uit. Veel operaties. Nee, dan zit je liever niet op school dan ben ik liever bij d’r, dan dat je naar school gaat. Dan ga je liever werken, dan valt er altijd wat te regelen.
Int: Weet je nog hoe dat voelde, toen je dat te horen kreeg? Hoe kreeg je dat te horen?
Kelly: M’n moeder ging naar het ziekenhuis om een gezwel weg te laten halen, het was een goedaardig gezwel. We kwamen op de operatiekamer, nee een recoverykamer. En toen zei m’n moeder, baarmoederkanker. Ze was nog helemaal versuft, maar dat zei ze. Dus wij dachten in eerste instantie, ze hebben d’r baarmoeder eruit gehaald. De dag erna moesten we om acht uur in het ziekenhuis komen daar is ons dus verteld dat het buikvlieskanker was, en dat het als rijstkorreltjes over haar hele buikwand was verstrooid. Dat zet je wel aan het denken. En het eerste wat ik eigenlijk denk, kanker associeer je met dood, altijd. Of ze er nou aan het eind dood aan gaat of niet, je associeert het altijd met dood. Ja, dat gaat nu ook gebeuren. Op dat moment denk je, ik ben pas achttien, en m’n moeder gaat dood. Het zou kortstondig duren, maar drie jaar ziektebed is toch lang ...... dat gun je eigenlijk niemand, ze heeft nou ook veel pijn, dat gun je ook niet. Dat heb ik wel eens tegen haar gezegd, je moest niet zoveel pijn lijden. Daar is m’n moeder geen type voor. Absoluut niet.
Int: Doet het jou ook pijn?
Kelly: Ik weet niet, ik heb ’t een plekje gegeven. Ik moet verder met m’n leven. Dat wil niet zeggen, dat het me geen pijn doet. Maar ik heb niet die band met mijn moeder, vind ik, niet echt, die ik zou willen hebben. Is er ook nooit geweest. Nooit geweest, zal er ook nooit komen. Al zou ze bij wijze van spreken nog twintig jaar leven, zal er nooit komen. Te veel karaktereigenschappen die veel te veel botsen. En we zijn wat dat betreft dan, we geven en nemen niet allebei. Dat werkt gewoon niet. Absoluut niet, nee.
Int: Maar het is wel je moeder natuurlijk. Je vertelt net dat je achteruitging op school en dat, dat niet samenging, ik denk dat je toch wel een huilerig gevoel gegeven heeft.
Kelly: Op dat moment wel, maar nou heb ik het een plekje gegeven en mede doordat ik naar een maatschappelijk werkster ben geweest. Dat ik m’n jeugd al genoeg heb meegemaakt. Heb ik zoiets van, het zij beter zo. Ik kan er toch niets aan veranderen. Ik kan erom gaan janken. Ik kan ik weet niet hoeveel pijn gaan voelen, het heeft toch helemaal geen nut. Daar breng ik ‘r toch niet mee terug.
Int: Heb je erom gejankt.
Kelly: Ja, behoorlijk redelijk zelfs, soms nog wel eens.
Int: En weet ze dat?
Kelly: Nee. Hoeft ze niet te weten. Dat zeg ik tegen m’n vader ook wel en tegen m’n vrienden. Maar m’n moeder die heeft er niks mee van doen. En daarmee val je d’r ook niet lastig met je eigen sores, zeg maar. Dat kun je niet. En vooral de laatste tijd niet. Eerst vertelde ik hoe het met Patrick en mij ging, maar dat vertel ik ook niet meer. Dat gaat gewoon tussen mij en.....
Int: Met je vriend.
Kelly: Ja met m’n vriend. Het gaat goed zeg ik dan, maar voor de rest...... Of het nou niet goed gaat of wel goed gaat, het gaat goed. Je wil haar daar niet mee belasten, omdat ze zelf eigenlijk genoeg aan d’r kop heeft. Dus dat doe je niet meer.D’r zijn dingen die je dan, ja zeg maar achterhoudt, dat doe je wel.
Int: Ja, wat voor dingen hou je achter?
Kelly: Zoals die dingen. Of onbewust ga je toch .... Nou, Patrick heeft rijles, vertel ik ook niet meer. Van die dingen, van die alledaagse dingen, van die gewone dingen. Onbewust neem je al afscheid. Je doet het misschien heel onbewust, maar je doet het toch. Ergens, je werkt aan een toekomst, en je weet dat je in de toekomst je moeder niet meer ziet, alleen je vader. En stukje bij beetje toch al eigenlijk aardig wat afscheid. Door d’r bepaalde dingen niet meer te vertellen. D’r niet meer te betrekken in je eigen leven. Zo zeg ik het goed.
Int: En doe je dat heel bewust, of gaat dat vanzelf?
Kelly: Nee, dat gaat eigenlijk vanzelf. Bewust, nee, bewust doe je zoiets niet. Vaak denk ik, oh ik heb het ‘r wel verteld, en dan heb ik het niet verteld.Goh, ja, ik weet niet...... bewust doe ik het niet, nee. Maar toch... En dat doet m’n vader precies hetzelfde. Je wil haar ergens niet belasten. Ja, en ergens mis je dat stukje misschien toch wel.
Int: Het contact...
Kelly: Ja, het contact mis ik wel. Maar aan de andere kant, je denkt, over vijf jaar is ze er ook niet meer, kan ik het er ook niet meer vertellen. Onbewust, niet bewust maar onbewust. Alsof er zo’n stemmetje zegt van, over vijf jaar kun je dat ook niet meer zeggen, het is goed.
Int: Dat weet ze niet hè, je moeder....
Kelly: Nee, ze heeft wel in de gaten dat ik ‘r niet veel meer vertel, dat wel. Dat heeft ze wel degelijk in de gaten, in denk wel dat ze het toch wel in de gaten heeft. Ze is niet dom. Maar toen drie jaar geleden, en ik ook al stukje bij beetje afscheid aan het nemen was. Toen ben ik ook één keer bij een maatschappelijk werkster geweest. Dat werkte dus eigenlijk voor geen meter. En nou zit ik bij een goeie. Dus beter dan die andere. Dat helpt je er toch ook wel doorheen hoor. Ik ben nooit zo’n prater geweest, maar die vrouw kreeg me wel aan het praten. Dat vind ik toch een kunst op zich. Dat zal zeer zeker helpen in zo’n proces. Ik wou er zelf ook niet in geloven, maar het helpt wel degelijk.Voor mijn vader zou het eigenlijk ook beter zijn. Maar ja, hij gaat niet en ik ga hem niet dwingen. Hij verwerkt het op zijn manier en ik verwerk het op mijn manier.
Int: En hoe verwerk jij het?
Kelly: Dat is eigenlijk een hele goeie vraag............ Ik praat er dan over met Patrick, mijn vriend, en met de maatschappelijk werkster en met mijn vader. Gewoon eigenlijk door heel veel te praten.
Int: Waar heb je het over dan?
Kelly: Vaak hoe lastig mam is.
Kelly moet hierbij glimlachen
Dat is echt de laatste tijd heel erg lastig. Ik had mijn moeder dat gezegd, zij vroeg naar de waarheid, waarom ik niet meer kwam, omdat het eigenlijk alleen nog maar over kanker ging, niet meer over koetjes en kalfjes.Vraagt ze naar de waarheid, ga ik liegen, is ze kwaad! En nou is ze ook kwaad dat ik dat zei! Dus je doet het niet meer goed. Welke weg je ook kiest, je doet het niet meer goed. Af en toe kan je beter niks zeggen, maar dat werkt ook niet. Dus op dat moment, en dat is iets van het laatste half jaar, je kunt niet meer precies zeggen wat je werkelijk wilt. Omdat je zoiets hebt van, je gaat dood. En als je dingen zegt, waar je achteraf spijt van hebt, kun je het niet meer terugdraaien. Ik weet nou dat ik geen dingen meer heb waar ik spijt van heb. Dat moet je echt van tevoren uitpraten. Ik heb nu dingen gezegd, toevallig was dat twee dagen geleden, maar ik heb ze gezegd. En dat lucht toch op. Door er veel over te praten.
Int: En wat heb je gezegd?
Kelly: Ik heb dat gezegd van de kanker, dat het alleen nog over kanker gaat, dat ik ook wel eens over koetjes en kalfjes wil praten. Daar was ze toch wel kwaad over. Ze vroeg het en dan krijgt ze van mij een eerlijk antwoord. Ik zie mijn moeder nu één keer in de week, ik bel wel regelmatig, maar ik zie haar maar één keer in de week. En misschien ergens toch, dat je ziet, ze gaat achteruit. Dat wil je misschien niet meer zien. Onbewust denk ik, dat dat toch ook een deel daarvan is. Je wilt niet zien hoe ze achteruit gaat, omdat ze altijd een beer van een vrouw was, om het zo maar te zeggen. Wil je dat niet zien, dat ze vel over been wordt. Dat wil je gewoon niet zien. Nee. Af en toe schrik je wel eens, als je haar zo ziet. Ook als dochter zijnde. Ik ben eens driekwart jaar weggeweest, en toen ik toen al terugkwam, had ze een heel ingevallen gezicht en toen schrok ik echt. Omdat ik haar al zo’n tijd niet meer gezien had. Toen schrok ik echt van dat ingevallen gezicht. Toen zag ik eigenlijk de achteruitgang. Dat is nu zo’n anderhalf jaar, een jaar geleden. Toen schrok ik al. We weten allemaal, dat het heel snel achteruit gaat. Dat is bekend, ja........ Hoe daar mee om te gaan........ Ik was eerst niet zo’n prater, ik heb leren praten. En dat helpt toch heel veel. Ook al ben je geen prater, probeer toch de dingen te zeggen, zou ik zo zeggen. Dat helpt heel veel.
Int: Zijn er ook nog andere dingen die je doet?
Kelly: Hoe bedoel je?
Int: Nou, je hebt het over praten of maak je misschien een tekening?
Kelly: Nee, ik schrijf niet, ik teken niet. Nee absoluut niet. Ja, mijn vriend die tekent als hij ergens mee zit, kan ik niet. Ik had eerst wel heel veel woede in me, maar dat heb ik nu ook niet meer zo in me. Tekenen doe ik nooit, of ik nou kwaad of verdrietig, gelukkig, maakt niet uit, doe ik nooit. Niks van dat alles. Alleen praten. Met mijn vader praten, hoofzakelijk, omdat we min of meer in hetzelfde parket zitten. En dat helpt toch heel veel.
Int: Waar hebben jullie het dan over?
Kelly: Over dat mam achteruit gaat, dat het wel eens lastig is, omdat je het nooit goed doet. Hoe lang we denken, dat het nog gaat duren. Van die dingen. We zeggen wel eens, het duurt niet lang meer, zegt m’n vader dan, dat denk ik ook niet, zeg ik, want ze gaat steeds harder achteruit. Bijvoorbeeld, mijn vader was laatst met haar in de winkel geweest en dat heeft een half uur geduurd. Toen had mijn vader zoiets van, kom op zeg. Dan ziet hij dat zijn vrouw achteruit gaat en dat doet hem ook geen goed. Over die dingen hebben we het dan. Over eigenlijk de alledaagse dingen die gebeuren, dat het allemaal te lang in de winkel heeft geduurd, dat mamma niet meer op de bank ligt, van die dingen. Die verteld hij dan, daar hebben we het zo over.
Int: En heb je het dan ook over hele praktische dingen?
Kelly: Hoe praktisch?
Int: Over bijvoorbeeld hoe ze moet leven, hoe ze verzorgd moet worden.
Kelly: Nee, dat doet mijn vader hoofdzakelijk. Ik doe de strijk en de was deze week. Het is wel zo, dat als ze verzorgd moet worden, dat heeft ze zelf allemaal al besproken, dat is iemand van de thuiszorg. Die zou haar daar verzorgen, dat is al allemaal..........Dat heeft ze al zelf zo “bekokstoofd”. En wie zijn wij om daar niet aan te gehoorzamen.
Int: En de begrafenis, of de crematie, hebben jullie het daar al over gehad?
Kelly: Ze weet niet meer wat ze wil. Pas geleden is er een oom van mij gestorven en die is toen gecremeerd. En begraven....... Iemand van het ziekenhuis had gezegd, ik persoonlijk zou een ander daar niet mee belasten, ik wil gewoon gecremeerd worden. Dat heeft haar op dat moment weer aan het denken gezet. En met crematie heeft zij zoiets van, dan nemen ze daarna alle bloemen mee, dus daar heb ik ook niets aan. Ze heeft mij gevraagd of ik het graf zou verzorgen, maar dat weet ik niet. Dat weet ik absoluut niet......... ik kan zeggen, ja, ik kan zeggen, nee, ik weet het niet. Ik weet niet hoe mijn leven er over tien jaar uitziet, misschien zit ik wel heel ergens anders, in een ander werelddeel of zo. Dus, je weet het allemaal niet. Op dat moment kun je dan een belofte maken en die kun je niet nakomen, dat vind ik veel erger, dan dat ik heel eerlijk zeg, ik weet het niet. Veel eerlijker. Dus wat ze nou wil, weet ik ook niet, of een begrafenis of een crematie. Eerst heeft ze altijd gezworen, ik wil een begrafenis. Zelf had ze ook zoiets van, dan heb je een plekje om naar toe te gaan. En nou weet ze het gewoon niet meer. Ze heeft ook een afscheid..... Nee, één of andere brief, en die gaat dan naar iedereen toe of zoiets. Dus ze is heel erg met de dood bezig. Heel erg. Dat heeft ze een tijd geleden, een half jaar geleden, gedaan. Dus toen was ze er al mee bezig.
Int: Met afscheid nemen?
Kelly: Ja. Onbewust doet ze het zelf ook. Het zal allemaal niet bewust gaan, maart ze doet het ook.
Int: En Jij?
Kelly: Ja, ik doe het ook onbewust. Zeker weten.
Int: Maar het voelt voor mij, alsof je al een heel end bent met afscheid nemen.
Kelly: Ja, dat kan best kloppen, ja.
Int: Ze is er nog wel..........
Kelly: Ja, ze is er lichamelijk, geestelijk is ze er niet meer.
Int: En als je nu denkt aan de toekomst?
Kelly: Dan weet ik dat mijn moeder er niet meer zal zijn. Dat weet ik. Ik heb ook wel eens zoiets van, goh, over een paar maanden kan ik dat niet meer aan mijn moeder vragen. Dat heb ik wel degelijk wel eens. Maar dan denk ik, o.k., het zij zo, ik vraag het wel aan mijn vader. Daarbij heb ik ook een hele hechte band met mijn vader. En dit alles heeft dat nog sterker gemaakt. Eerst heb ik een tijdje geen contact gehad. En toen ik terug was, toen is het contact een hele hechte band geworden. Omdat we ook in hetzelfde parket zitten.
Int: En je houdt wel van je moeder?
Kelly: Ik hou wel van mijn moeder......... Maar ik denk toch op een andere manier, dan van mijn vader. Mijn vader en ik laten elkaar in waarde, zo van o.k. het zij zo. Maar als ik iets fout doe bij mijn moeder... Of ik krijg het jaren lang te horen, daar heb ik geen zin in. En dat heeft vroeger altijd gebotst en zo is het nog steeds. Dat gaat toch nooit over. Nee, absoluut niet. Ik denk dat ik me daar al vrij vroeg bij neer heb gelegd, dat dat niet meer gaat. Ik denk dat daardoor ook een deel van het afscheid al is begonnen, toen. Ik ben terug gekomen, ik heb moeite gedaan, mijn moeder heeft ook moeite gedaan, maar het ging gewoon niet. Het één na het andere verwijt, dit verwijten, dat verwijten, dat heeft allemaal geen zin. We gaan nu gewoon als normale mensen met elkaar om. Dus niet echt als moeder en dochter, maar gewoon normaal. Zo gaan we met elkaar om. Ik had het liever anders gezien, daar ben ik heel eerlijk in, maar het is niet anders. Dus zal je, je daar bij neer moeten leggen. En dat heb ik al een hele tijd geleden gedaan. Dat maakt het misschien nog wat makkelijker, tussen haakjes. Dat denk ik wel. Ik denk als je een echt, hechte band met iemand hebt, zoals met mijn vader, ik zou gek worden. Mij zouden ze naar een gesticht kunnen brengen. Ik zou gek worden. Dan zou ik echt dagen aan één stuk, of jaren, liefst willen huilen. Dat is toch anders.
Int: Als je nu denkt aan de begrafenis, of de crematie. Denk je daar veel aan?
Kelly: Nee. Nee, absoluut niet.
Int: Dat je nog iets voor haar wil doen, of mee wil geven, of.........
Kelly: Nee. Ik heb zoiets van, ik zie je later toch wel. Als ik er niet meer ben, zie ik je wel weer. Nee...........
Int: Het klinkt een beetje hard.
Kelly: Ja, ik ben hard geworden. Ik bedoel, ik heb genoeg meegemaakt, ik heb op een internaat gezeten......... ik kan niet dat zachtgekookt ei zijn. Mijn moeder moest altijd boven mij staan. Als we gelijk stonden werd mij, bij wijze van spreken, meteen een tik op de kop gegeven, dat werd dan wel met de mond gedaan... Maar dat is..... Omdat je die band niet hebt, die je met je moeder daadwerkelijk zou moeten hebben. Dus, zoals ik al zeg, als er iets met mijn vader zou gebeuren, dan......... die klap kom ik gegarandeerd niet te boven. Dat weet ik eigenlijk wel honderd procent zeker. Dat wil niet zeggen, dat het van mijn moeder niet erg is, dat zeg ik niet. Dat gun je niemand, zelfs je ergste vijand niet. Maar dat is toch anders. Ik denk ook, dat als ik een echte band met mijn moeder had gehad, het ook anders was geweest. Dat wil niet zeggen dat ik dan constant gejankt had, of zo. Of dat ik het er dan makkelijk of moeilijk mee had gehad. Maar het is toch anders. Sorry dat het hard klinkt, maar........ Ik kan er ook niks aan doen.
Int: Het is wel eerlijk.
Kelly: Ja..... Ik kan wel zeggen, ooh wat erg en gaan janken, krokodillentranen...... daar bereik ik niks mee.
Int: Je hebt wel maar één moeder.
Kelly: Ja, ik heb inderdaad maar één moeder, maar....... A, die moeder is constant aan het werk geweest, ik ben al vroeg zelfstandig geworden. Met mijn twaalfde was ik al zowat zelfstandig, dus. Voor mijn gevoel heb ik heel veel alleen geleefd. Ik moest overleven.....
Met mijn vader heeft zich dat hersteld, maar met mijn moeder heeft zich dat absoluut niet hersteld. Ik heb inderdaad maar één moeder, maar ik heb ook maar één vader. Mijn moeder is iemand, die er altijd voor je is, dat kan ik van mijn moeder zeggen, dat ze er altijd voor me was. Maar waar ik ook met mijn problemen bij terecht kon. En dat idee heb ik nooit gehad. Dat wil niet zeggen dat ze er niet was, maar dat idee heb ik nooit gehad. Ik ging ook naar de buren om mijn haren te laten doen. Dat liet ik mijn moeder ook niet doen. Nee, de buren.
Int: Als je nou denkt, ze gaat dood, je moeder, dat weten we eigenlijk wel zeker,.....
Kelly: Binnen zeer korte tijd, ja, zeer korte tijd. Je ziet haar werkelijk aftakelen. Een zielig hoopje mens, om het zo maar te zeggen.
Int: Hoe lang denk je dat ze nog leeft?
Kelly: Als ze twee maanden haalt, mag ze blij zijn. Blij, blij misschien niet eens. Langer zal het niet zijn. Ze zit nu al op ik weet niet hoeveel spierverslappers per dag. Dus ze zit eigenlijk al helemaal onder de medicijnen. Dan duurt het nooit lang meer. Maar ze heeft wel voor euthanasie gekozen. Bewust. Dus als ze erg veel pijn heeft, dan krijgt ze een spuitje en dan is het gedaan. Op dat moment wil ze nog wel van iedereen afscheid kunnen nemen, dan heeft ze het toch nog een beetje zelf in de hand. Dat is wat ze wil. Control-freak, altijd alles in de hand hebben.
Kelly lacht nu
Ik denk ook dat het dat voor haar heel moeilijk maakt, dat heeft ze niet in de hand. Dat weet ik niet zeker, maar dat denk ik, omdat ze het niet in de hand heeft, dat dat het nog extra moeilijk maakt.
Int: En jij? Denk je dat je het er moeilijk mee hebt, als ze dood is?
Kelly: ................. Eerlijk gezegd, weet ik dat niet echt. Misschien als ik thuis kom, dat ik dan zoiets heb, hé mamma is er niet. Ooh ja, ze is er niet. Dat zal ik wel echt hebben. Heel zeker. Maar zo..... Qua iemand waar ik terecht kan met mijn problemen, op dit moment, zal ik haar niet meer missen. Van dat stuk heb ik al afscheid genomen. Al onbewust, ik ga er al niet meert naartoe met mijn problemen, ik los ze of zelf op, of ik praat er eens met mijn vader over. Vroeger, of een jaar geleden zei ik met zus of zo, geef me eens raad, maar dat doe ik ook niet meer, al een half jaar niet meer. Dus ik ben meer zelfstandig geworden. En dat is mede ook doordat ik het huis uit ben. Wil je zelfstandig leven, dan moet je zelf je problemen oplossen. Wie weet over tien jaar was mijn moeder er ook niet meer geweest, als ze dan die ziekte niet had gehad. Dan had ik het ook allemaal in m’n eentje op moeten lossen. Dus ga je ook weer in je eentje overleven, zeg maar, weer.
Int: En je verdriet doe je ook in je eentje?
Kelly: Nee, daar praat ik over met m’n vriend en met m’n vader. Ik moet het ook in m’n eentje oplossen, m’n verdriet, daar kan denk ik, niemand me bij helpen. Ja, een maatschappelijk werker kan je misschien richtlijnen geven. Maar voor de rest zal je dat toch zelf op moeten lossen.
Int: Je kunt wel huilen?
Kelly: Ja, ik kan wel huilen. Dat kan ik wel. Gelukkig wel. Soms kropt het heel lang op en dan kan ik uren aan één stuk huilen. Maar soms heb ik zoiets van, ik moet janken en dan ga ik gewoon janken. Dat interesseert me dan niet waar ik dan ben, dan ga ik gewoon janken. Huilen kan ik wel, ja.
Int: En heb je om haar gehuild?
Kelly: Ja. Zeker in het begin. En af en toe huil ik nog wel eens, het is oneerlijk. Maar je kunt er niets aan doen, of je nou huilt, of je nou lacht, of al spring je van het dak af. Je haalt haar daar toch niet mee terug. Dan kan je allemaal onrealistische dingen gaan doen, je haalt haar er niet mee terug. Je kunt beter, kom, beide voeten op de aarde en realistisch zijn. O.k., ze gaat dood, hoe ga ik daarmee om. En meer kun je er toch niet van maken. Het is misschien hard, maar wel realistisch. En de realiteit moet je niet uit het oog verliezen, vind ik. Daar heb je jezelf alleen maar mee. Eerst verloor ik de realiteit totaal uit het oog. En als je de realiteit onder ogen ziet, dan kun je dingen een plaatsje geven. Dat gaat dan gewoon allemaal wat makkelijker. In eerste instantie steek je je kop in het zand van, ze gaat toch niet dood, ze leeft toch nog wel langer. Uiteindelijk leefde ze nog drie jaar, maar op dat moment heb je zoiets van mwa. Maar voor hetzelfde geld had het toen ook gebeurd kunnen zijn, dat weet je niet. Je bent het niet zelf om daaraan te beslissen. Als ze daarboven zeggen, kom, het is tijd, ik kom je halen. En wanneer dat is, dat weet je toch niet. Dat kon drie jaar geleden zijn, dat kan ook pas over twee jaar zijn. Dat weet je niet.
Int: Dank je wel voor het eerste interview. Vind je het goed als ik dit materiaal gebruik voor de film?
Kelly: Ja, als je het maar niet aan mijn moeder laat zien. Dan vind ik alles best. Dat zou niet goed voor haar zijn en dat wil ik niet.
Kelly: Ja, voornamelijk met mijn vader.
Int: Kun je vertellen wat er is gebeurd?
Kelly: Ja, hij heeft al een nieuwe vriendin. Na tweeëneenhalve maand. Dat is een beetje erg snel, naar mijn mening. Op zich is het een aardige vrouw, daar kan ik niks van zeggen, maar. Het is stom. Zij is ouder dan hij. Zij is vierenvijftig, hij is eenenvijftig. Een jongere partner, dat ook nog eens. Daar schijnt hij samen de zaken mee te willen runnen. Dus, toen werd ik natuurlijk hels. Blij ben ik er niet mee, laat ik het zo zeggen. En ik kom achter steeds meer dingen, hoe mijn vader daadwerkelijk is. En dat bevalt me niks. Het is een groot kind. Ik ben eenentwintig en ik ben volwassener dan hij met zijn eenenvijftig jaar. Dat vind ik toch wel triest, eerlijk gezegd.
Int: En blijkt dat nu na het overlijden van je moeder?
Kelly: Ja. Mijn moeder heeft altijd alles moeten regelen, als mijn vader zijn zin niet kreeg was het drammen. En nu merk je, nu mijn moeder er niet meer is, moet hij alles zelf regelen, en eigenlijk kan hij niet alles zelf regelen. Je ziet nu dat mijn moeder de drive achter alles geweest is, dat zij alles moest doen. Nu laat hij dat op zijn beloop. Een vrijwaringsbewijs, ik weet niet eens of hij dat naar de verzekering gebracht heeft of zo. Het is mijn probleem niet. Ik betaal het mijne en ik betaal er geen cent aan mee wat dat betreft. Hij koopt zich een nieuwe auto op de zaak van 10.000 euro, en ik sta nog steeds voor half geld te werken. Ja, anders kan hij dat niet. Toen heb ik hem eergisteren gezegd, ik wil ook mijn volledige loon. Want wij komen er anders niet.
Int: En krijg je dat?
Kelly: Ja! Kom, daar heb ik recht op. Als ik dat niet gekregen had, had hij een heel groot probleem gehad. Dan waren er koppen gaan rollen, om het zo maar eens te zeggen. Het kan niet zo zijn, dat hij zichzelf een nieuwe Volvo koopt, en ik maar moet zien hoe ik daar kom. Zo kan het dus werkelijk niet.
Int: Er is wel heel veel gebeurd dan, in heel korte tijd.
Kelly: Mmmmmmm. Nee, ik leer mijn vader daadwerkelijk kennen. Ik heb vroeger daar schijnbaar mijn ogen voor gesloten. En nu word ik keihard geconfronteerd met de realiteit. Net zo goed op die donderdag, toen hij die nieuwe vriendin had, zette hij me met m’n rug tegen de muur. Ik kom daar, ik zou voor hem meekoken, spinazie met braadworst, ik was de spinazie vergeten. Ik ga de spinazie halen, kom ik terug, zit daar een vrouw. Niet echt op gelet. Ik vraag aan die andere mensen aan tafel wat ze te eten willen, ik ga dus de bestelling opmaken. Ik vraag of die vrouw al besteld heeft. Nou zegt hij, ze drinkt eerst nog een kopje koffie. Dus ik denk, dat zal wel. Hij zegt, ze komt eigenlijk voor mij. Ik zeg, oh. Ik stond eigenlijk met mijn mond vol met tanden, zo van wat is dat nou? Ja, zegt hij, daar heb ik mee afgesproken. Toen ben ik verder gegaan met het werk. Vraagt hij op een gegeven moment, heb je genoeg voor vier man? Ik zeg, ja je weet ik heb altijd genoeg, ik heb altijd te veel. Oh, dan kunnen we gezellig met zijn vieren eten. Nou, op dat moment was ik eigenlijk hels, maar je laat niks blijken. Want je gaat niet een hoop branie schoppen als er veel mensen bij zijn, dat zowieso al. Met z’n vieren gegeten. Ik denk, nu gaat hij de gezinsman uithangen en dat is hij voordien nooit geweest. Ik had echt zoiets van, dit is huichelen. Toen heb ik bepaalde dingen tegen die vrouw en mijn vader gezegd, dat hij een ochtendhumeur heeft enzo.
Kelly lacht intussen
Ik denk misschien taait ze dan af, maar ze is nog niet afgetaaid.
Int: Hoe voelt dat nou voor jou, een andere vrouw voor hem?
Kelly: Het voelt alsof hij nooit van mijn moeder gehouden heeft. Na tweeëneenhalve maand, dat kan er bij mij niet in. Dat er een andere vrouw kwam, oké, dat was ook wel normaal. Maar niet al na tweeëneenhalve maand. Dan denk ik, in de vijfentwintig jaar heeft hij gewoon niet van mijn moeder gehouden.
Int: Dat is wel heel hard, dat je dat denkt.
Kelly: Nee, hij is hard door nu al met een andere vrouw op de proppen te komen! Dat is veel harder denk ik. Ik heb hem ook gezegd, dat ik er ook niks over wil weten. Want er was ook een keer, een negenendertig jarige vrouw, die kwam op het werk een keer proefdraaien, daar zat hij al achteraan, of ik even een afspraakje wilde regelen. Nou, dat vind ik veel harder, om dat aan je dochter te vragen. Mijn moeder was amper een maand dood, en dan al vragen. Dat vind ik veel groffer. Harder dan wat ik denk, dat weet ik eigenlijk wel zeker. Ik heb hem toen gevraagd om daar rekening mee te houden. Hij doet het toch niet. Hij denkt alleen aan zichzelf. Dan kan hij het voor mij opsoppen. Ik heb ook gezegd, Patrick je hoeft niet meer bij hem te gaan schelden, want dat is afgelopen. ( Patrick is Kelly’s vriend) Ik ben wat dat betreft hard. Als ik het hem zeg, dan kan hij rekening met mij houden. Als ik nou niks had gezegd, oké. Maar ik heb het hem gezegd, en dan toch doen. Nee, dan denk je alleen maar aan jezelf. Dat kan er bij mij niet in.
Int: Ik kan me voorstellen voor jou, want je was eigenlijk altijd heel goed met je vader........
Kelly: Ja, wás goed, ja.
Int: En misschien zelfs wel wat minder met je moeder?
Kelly: Ja. Achteraf denk ik, als de dingen die ik nou te weten ben gekomen, als ik die veel eerder had geweten, dan was dat contact met mijn vader niet zo goed geweest, dan had ik een beter contact gehad met mijn moeder. Mijn vader is wat dat betreft achterbakser. Hij zegt dingen achter je rug om en een hoop schelden, maar recht in je gezicht zegt hij niks. Dan had je beter mijn moeder kunnen hebben, want die zei het je recht in je gezicht. En dan was het weer goed. Achteraf, nee. Dat komt ook denk ik niet meer goed met mijn vader. Nee.
Int: Maar hoe is dat nu, want eigenlijk heb je nu helemaal geen ouders meer.
Kelly: ( Lachend) Nee, ik heb al gezegd, ik ben een weesje! Een weeskind. Ik weet niet, ja voor mijn moeder vind ik het veel erger achteraf. Je moeder is er daadwerkelijk niet meer, je vader eigenlijk ook niet meer, maar hij is nog wel lichamelijk aanwezig, om het zo maar te zeggen. Mijn moeder is meer geestelijk aanwezig. Zo leg je dat uit, denk ik.
Int: Hoe ga je daarmee om voor jezelf?
Kelly: Gewoon verder leven, ik sta daar niet te veel bij stil. Als je daarbij stil gaat staan, ja dan word ik gek. Dat ben ik niet van plan, voor hem niet, voor niemand niet. Dat wil niet zeggen, dat het me geen pijn doet. Het doet me wel degelijk pijn, om mijn vader op deze manier te leren kennen. Maar het is niet anders. Ik kan hem niet op een andere manier leren kennen, want zo is hij niet. En de grafsteen van mijn moeder, hij zou maandag of dinsdag bellen, ja..... Terwijl de steen al lang uitgezocht is. Eén augustus zou die geplaatst kunnen worden. Ja, dat gaat nu niet meer, je moet sowieso zes weken wachten. Nee, het hoeft voor mij helemaal niet zo.
Int: Je bent echt hels, hè?
Kelly: Ja, ik ben hels. Hij kan van mij wat dat betreft de boom in.
Int: En weet je vader dat ook?
Kelly: Nee, nee. Ik heb hem wel gezegd, dat ik niet kom. Ik denk wel dat hij nattigheid voelt. Als ik hem vroeg of die vrouw daar was, zijn nieuwe vriendin, ik zei niet haar naam, ik weet haar naam, maar ik zei haar naam niet. Dat vertik ik gewoon. “Die vrouw” is het. Nou ben ik zelf ook niet de makkelijkste, dat weet ik wel. ( Kelly lacht). Maar, dit hoeft voor mij allemaal niet. En ik denk velen met mij, in zijn omgeving. Die het niet kunnen accepteren. Zo vlug al, laat ik het zo zeggen. Een half jaar, oké, maar niet na tweeëneenhalve maand al. Dat kan er bij mij gewoon niet in.
Int: Als je je in hem verplaatst, kun je dan begrijpen waarom hij dat wel zo gedaan heeft?
Kelly: Nee. Nee, kan ik niet. Ik ben wat dat betreft heel anders. Als Patrick zou komen te overlijden, dan ga ik niet na tweeëneenhalve maand al naar een andere vent. Nee. Ik zou eerst mijn verdriet eens verwerken en ik ga een ander daar niet mee opzadelen. Dat zou ik doen. Nu zadelt hij die vrouw met zijn verdriet op, als hij al verdriet heeft. Dat is ook nog maar de vraag. Hij toont ook totaal geen emoties ofzo. Terwijl ik hem dat ook gezegd heb, maar... Ik zou hem opvangen, maar zo kan ik hem niet opvangen en zo wil ik hem ook niet opvangen. Dat heeft toch geen zin. Hij doet toch waar hij zin in heeft, en alles, dus dat hoeft voor mij niet.
Int: En wat zou je moeder daarvan denken?
Kelly: Mijn moeder draait zich om in haar graf. Dat weet ik zeker. Maar eigenlijk wist ze het al van tevoren. Ze heeft tegen Jelle gezegd, die heeft heel gauw een ander, zoals zij dat dan zei, een ander wijf. Het is ook zo. Het is een geluk dat mijn moeder haar sieraden al allemaal verdeeld had, want volgens mij woont hij al praktisch met haar samen zowat. Dus blij dat, dat al verdeeld is. Mijn moeder voelde wat dat betreft, alles aankomen. Ze kende mijn vader ook al vijfentwintig jaar. Voor haar is dat, denk ik, geen verrassing. Voor mij wel. Geen leuke verrassing. Helaas.
Int: Dus nou moet je heel erg voor jezelf zorgen, aan je eigen toekomst denken en werken. Doe je dat ook?
Kelly: Ja. Ik ben een opleiding begonnen, boekhouden. Ik zou zowieso weg gaan, dat had ik hem al gezegd. Ik zorg wel dat het af komt.
Int: Dus niet bij hem in de zaak meer...
Kelly: Nee. Het zou ook nog kunnen zijn dat hij ooit nog gaat verhuizen. Je weet ik ga niet mee. En ik ga ook niet mee, daar heb ik geen behoefte aan. De fout die mijn moeder gemaakt heeft, is hem overal achterna te gaan, die fout ga ik niet maken. Hij moet zichzelf maar zien te redden. Hij kan niet op mij gaan leunen. Ik zou andersom op hem moeten leunen. Ik leun wel op mezelf, dan kom ik wel goed terecht.
Kelly lacht
Int: Wat heb je voor plannen, met je opleiding?
Kelly: Met onze toekomst, stel dat ik kinderen zou krijgen, dan wil ik thuis kunnen werken. Dat kan op die manier. En als je in de horeca werkt ofzo, dan kan je absoluut niet thuis werken. Dus met het oog daarop, wil ik dat. Hier moet ik veel te hard werken voor m’n centen. Daar heb ik geen zin meer in. Dan maar even m’n hersens gebruiken, dan komt het wel goed. Daar ben ik niet bang voor. Nee, totaal niet. Ik heb het in me, dus maak er gebruik van zou ik zo zeggen. Dus dat ga ik doen. Ik heb het twee weken geleden gekregen, ik heb nooit op school huiswerk gemaakt, nou heb ik al huiswerk gemaakt. Meteen de dag erna, toen ik het in huis had. Dus, dat komt wel goed. Gelukkig.
Int: En weet je vader dat je daar mee bezig bent.
Kelly: Ja. Dat heb ik hem verteld, tuurlijk. Mag hij best weten. Ik bedoel, ik wil vooruit komen. Dus dat mag hij weten. Hij was er zelf altijd op aan het hameren, dat ik maar eens een studie moest doen, of weet ik wat. Mijn school af moest maken, laat ik het zo zeggen. Ik doe het op mijn manier wel. Dan maar op deze manier. Een jaartje, en dan kun je eventueel verder gaan. Hij weet alles. Daar heb ik geen geheimen over. Hij weet ook dat ik over een jaar weg ga, dus. Ik zou sowieso al weg gaan, dat wist hij allemaal al. Dan weet hij ook waar hij aan toe is.
Int: Er zijn eigenlijk een heleboel dingen, die je hem zou willen vertellen misschien, maar die je misschien niet vertelt om te beschermen?
Kelly: Nee, om mezelf te beschermen, dat ik niet uitflip. Niet om hem te beschermen, wat hij doet, kan ik ook. Hij denkt aan zichzelf, ik denk ook aan mezelf. Het is misschien wel kwaad met kwaad vergelden, maar... dan flip ik helemaal uit en dan ga ik ook nog weg daar in de zaak. Dan heb ik ook geen financiën, zeg maar. Dus ik hou het wel rustig. Ik doe gewoon heel afstandelijk, dat is misschien het beste op dit moment.
Int: Maar dat voelt voor jou echt, alsof hij nooit van je moeder heeft gehouden.
Kelly: Ja, hij heeft mij belogen vind ik. Ja hij heeft mijn moeder belogen, zo voelt dat.
Int: En voelt het nu zo, dat je het op moet nemen voor je moeder?
Kelly: Ja. Ik neem het ook op voor mijn moeder. Ik denk dat ze van mijn moeder een verkeerd beeld hebben gehad, ten opzichte van mijn vader. Dat mijn vader degene is, met zijn stampvoeten is het gewoon een groot kind en dat mijn moeder wel moest. Dat ben ik ook overal gaan zeggen. Ik neem het wel op voor mijn moeder. Dat doe ik wel. Ze heeft het ook altijd opgenomen voor mij, dus... waarom niet, achteraf bekeken. Dat zie je altijd pas achteraf, dat is een nadeel. Ik wou dat je dingen eerder zag, dan kon je er eerder wat aan doen. Dat zie je helaas niet. Dat vind ik het jammere van het hele verhaal.
Int: Nou, dat lijkt me voor jou een enorme domper.
Kelly: Achteraf denk ik dat mijn vader, niet dat ik nu vind dat mijn vader maar moet gaan ofzo, dat bedoel ik niet. Maar, ik denk achteraf gezien, had mijn vader beter kunnen gaan inplaats van mijn moeder. Waarom, mijn moeder had zich daar beter in teruggevochten. Die had haar zaakjes beter op orde gehad en alles. En daar was wel degelijk nog iets van terecht gekomen. Maar mijn vader op deze manier komt er niks van terecht. Hij wil zijn huis gaan verkopen, nou hij doet maar. Ik heb een foto van mijn moeder geklauwd. Dat vind ik ook zo frappant. Ik heb een foto van de muur gehaald en hij belt niet eens op met, waar is de foto? Twee dagen later vertel ik hem dat dan. Als ik een foto van de muur heb gehaald, dan vraag je toch waarom ik dat geklauwd heb?! Maar het lijkt hem allemaal niks te boeien. Gewoon onverschillig. Dat hoort zo niet. Als je daadwerkelijk van iemand hebt gehouden, doe je dat niet. Dat maakt me gewoon kwaad. Hij liegt ook. Hij zei ook dat hij naar iemand toe was geweest en achteraf blijkt dat hij daar helemaal niet naar toe is geweest. Maar naar z’n nieuwe vriendin ofzo, van die dingen. En ik weet honderd procent zeker, dat hij tegen die vrouw “schat”zei. Wat zei je daar nou? Schat?! Nee, dat zei ik niet, dat hoorde je niet goed. Terwijl ik het eigenlijk voor honderd procent zeker weet. Daar kan ik zowieso al niet tegen. Liegen moet niet, dan moet het maar zo. Ik kan me daar niet meer zo druk om maken, denk ik.
Int: Is er nog iets wat je wilt zeggen?
Kelly: Niet echt, ik heb er niets meer aan toe te voegen. Nee.
Int: Ik heb ook al een hoop gehoord.
Kelly: Nu hoort hij hoe het werkelijk is.
Int: Dank je wel.
Voorlichting

Hij verricht onderzoek en geeft onderwijs op het gebied van emotionele problemen na verliesgebeurtenissen en psychotraumata, en is daarnaast actief als psychotherapeut en trainer. Over deze onderwerpen publiceerde hij vele artikelen. In boekvorm publiceerde hij ‘Omgaan met verlies en geweld’ (1994; tezamen met Prof. dr. R. Kleber) en redigeerde hij ‘Helpen bij rouw’ (1998), ‘Behandelingsstrategieën bij gecompliceerde rouw en verliesverwerking’ (1998) en het ‘Handboek Sterven, Uitvaart en Rouw’ (1998-2005).
Hij bezocht vele malen Rusland, Wit-Rusland en de Oekraïne in het kader van humanitaire projecten naar aanleiding van de Tsjernobylramp.
Hij is voorzitter van de Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve Therapie (VGCt), de grootste psychotherapie vereniging van Nederland (2600 leden). Daarnaast is hij sinds 2003 President van de European Association for Behavioural and Cognitive Therapies (EABCT), een koepel van 40 verenigingen uit 29 Europese landen, die met meer dan 20.000 clinici en onderzoekers een van de grootste psychotherapie organisaties van de wereld is.
ABC, Amsterdam
Tussen 1990 en 1999 werkzaam op de Ziekenhuisschool Amsterdam.
De belangrijkste locaties waren daarbij:
Tulpenburg; kinderpsychiatrie
VUmc; voornamelijk kinderoncologie en kinderneurologie
AMC; kinderoncologie en hemodialyse
Sinds de opheffing van de Ziekenhuisschool werkzaam bij de schoolbegeleidingsdienst van Amsterdam, het ABC.
Naast het begeleiden van scholen op het gebied van onderwijs aan zieke leerlingen en het sporadisch lesgeven aan leerlingen die in ziekenhuizen opgenomen zijn, wordt veel tijd besteed aan het ondersteunen van scholen die te maken krijgen met dood en rouw.
Je ziet dat ze, naast dat haar moeder doodgaat, overal alleen voor lijkt te staan. Ze moet van alles regelen en ik krijg de indruk dat ze weinig steun heeft van haar omgeving. Dit staat het echte verdriet in de weg.
Ik zie vooral boos verdriet en af en toe echt rouwverdriet, als je al kan spreken van verschillende categorieën verdriet, maar dat bestaat denk ik wel. Bij haar kan je dat ook wel zien. Wanhoopsverdriet, verdriet van verontwaardiging, verwondering ook; “wat gebeurt er allemaal met mij en wat moet ik allemaal doen”. Emoties van in de steek gelaten zijn en daarbij ook het verdriet om het verlies van haar moeder. Eigenlijk zou dat het primaire verdriet moeten zijn, maar dat wordt in de weg gestaan door die andere emoties.
De film roept bij mij een hoop vragen op. Hoe kan dit gebeuren? Hoe kan het dat een relatief jong meisje -ze was 15 toen het allemaal begon - in zo’n situatie terechtkomt? Normaal zitten meiden van die leeftijd op school, kunnen ze gewoon puber zijn. Zij werd in één keer verzorger van haar moeder en maakte daarmee een enorme versnelling door in het volwassen worden. Er wordt veel van haar gevraagd en geëist. Zij moet de volwassenen spelen maar tegelijkertijd zie je ook dat ze als heel jong bejegend wordt. Nu lijkt zij een hele sterke meid, ze redt het wel, maar het is natuurlijk een achterlijke manier om je puberteit door te komen. Ze moet dingen doen waar menig volwassene nog niet voor wil komen staan.
Als ik terugga naar het moment dat die moeder ziek wordt denk ik al: er moet wat gebeuren. Dat bijvoorbeeld de school gaat denken “hé, er gebeurt iets met een leerling van ons en het is niet mis wat daar gebeurt”. Het is bekend dat het gaat om een 1-oudergezin met maar 1 kind thuis. Daar moet op z’n minst aandacht voor worden geroepen, met behulp van bijvoorbeeld een schoolarts of een leerplichtambtenaar. En binnen de school zelf moet natuurlijk ook gezocht worden naar een manier om hun leerling te helpen, kijken waar ze een beetje regie kunnen overnemen, waar ze het kind een beetje kunnen leiden, een beetje kunnen sturen en haar een beetje kunnen ontlasten.
En dan, in een verder stadium, op het moment dat die moeder overleden is en al dat regelwerk komt, dan is ‘jij moet het huis uit’ wel heel makkelijk gezegd. Is er ook iemand geweest die heeft opgemerkt: hoe gaan we haar nu helpen aan vervangende woonruimte? Hoe gaan we haar helpen met het opvangen van al die financiële problemen die er komen. Er had een maatschappelijk werker moeten zijn die wat taken van haar had overgenomen. Ik heb hier het gevoel dat ze er echt helemaal alleen voor stond en dat vind ik onbegrijpelijk én onacceptabel.
Ik zou de school allerlei tips kunnen geven. Met wie ze in contact kunnen treden en wie ze om hulp kunnen vragen waardoor hun leerling geholpen wordt. Dat is één aspect. Een ander aspect is het zorgteam, waar een schoolarts in zit en een leerplichtambtenaar. Via zo’n zorgteam kun je dan met maatschappelijk werk aan de gang. Als dat op de rails staat zou ik daarnaast met die school aan de gang gaan met het behoud van de leerling. De leerling wordt namelijk geconfronteerd met een ramp. Ze heeft veel zorg voor haar moeder zal dus veel verzuimen. Ze zal, met andere woorden, geen normaal schoolprogramma kunnen volgen. Daar is van alles voor te organiseren. Je kunt een aangepast programma maken waardoor de leerling bijvoorbeeld twee jaar over een schooljaar doet. Je kunt kijken of je wat kan regelen met wel of niet aanwezig zijn in de lessen zodat de leerling tijd vrij houdt om bij haar moeder te zijn. Of je kan helpen door te kijken naar wie de zorg opvangt als zij niet thuis is. En dan heb je nog dat andere aspect: de school en het omgaan met een leerling die in zo’n afschuwelijke situatie terecht is gekomen. Heel veel mensen vinden het toch eng om met ernstige ziektes en dood om te gaan, terwijl zij juist heel veel behoefte aan dat wat niet verandert in haar leven, namelijk de school. Het zou prettig zijn wanneer ze die school als een warm bad kan ervaren, een plek waar ze steun en energie kan vinden om door te gaan. Dus iets met haar klas doen, docenten informeren, voorlichting geven. Eventueel zorgen dat ze een personal mentor krijgt, dus iemand die voor haar de spil binnen de school is, bij wie zij terecht kan maar bij wie ook anderen terecht kunnen als zij vragen of opmerkingen hebben. Iemand dus die haar een beetje beschermt maar die ook coacht binnen de school.
Het kan om allerlei redenen misgaan, maar mijn streven is altijd om in dit soort situaties te zorgen dat de gezonde onderdelen van het leven die nog over zijn –bijvoorbeeld de school - in stand te houden. Juist omdat een leerling daar veel steun aan kan ondervinden.
De boosheid die uit verdriet voortkomt is meestal gericht op dat wat je kwijt gaat raken en wat je niet kwijt wilt. Boos worden is een makkelijke emotie omdat je er gevoelens van “je wordt onrecht aangedaan” mee kunt uiten. Die boosheid krijgt extra vorm als je daar personen aan kunt koppelen. Dat je bijvoorbeeld boos kunt worden op een arts, een leraar of op een buurvrouw die een vervelende opmerking maakt. Je kunt in die boosheid heel veel emotie kwijt. Die boosheid zie je ook heel snel overgaan in verdriet. Boosheid en verdriet liggen dicht bij elkaar, het zijn emoties die bij het rouwen horen, die bij rouw en bij het verliesproces horen. En boosheid is in feite opstandigheid, het je verzetten tegen iets dat jou overkomt, waar je geen invloed op kan uitoefenen, maar waar je wel mee moet zien te dealen. Niemand kan eigenlijk zeggen hoe je dat doen moet. Het is een confrontatie met het machteloze gevoel van “wat gebeurt er in mijn leven”, “‘wat gebeurt in de wereld” en “waarom ik, waarom wij”. Maar boosheid, daar moet je doorheen. Het zou wel heel makkelijk zijn als je daar zomaar overheen zou stappen, dan zou je alles maar gelaten over je heen laten komen terwijl, Als je zo jong bent en op deze manier je moeder verliest, heb je alle reden om boos te zijn.
Ze zegt het ook een keer heel duidelijk. Je wilt je moeder niet zien lijden en je wilt je moeder niet kwijt door de dood. Maar je ziet bij haar ook heel veel andere boosheden en dat zijn boosheden waar ik ook boos van word als ik ernaar kijk, want het had niet gehoeven. Er is al boosheid genoeg door het verdriet dat ze moet lijden.
De boosheid dat ze in feite in de steek gelaten is. De boosheid dat haar moeder niet is geloofd. Als haar moeder blijft volhouden dat ze die klachten heeft en dat dit dan bijna wordt afgedaan alsof ze gek is. Zo van ‘u accepteert niet dat u een geestelijk probleem heeft want u accepteert niet dat u ziek bent geweest’, terwijl ze op dat moment opnieuw ziek is. Het feit dat je niet geloofd wordt, dat roept boosheid op. Zeker als je de gevolgen daarvan kent. Maar ze is ook boos op de instanties, die aan de ene kant alles van haar eisen maar aan de andere kant niks doen om haar te helpen. Dat is een onvoorstelbaar iets waar je, wat mij betreft, ook ontzettend boos op mag worden. Het moest alleen iets opleveren. De boosheid is geuit in de film maar ik vraag mij af wie dat gehoord hebben.
Rouwen is een heel persoonlijk iets en iedereen doet dat op zijn eigen manier. Iedereen heeft daar ook zoveel tijd voor nodig, om het te uiten en om zijn of haar weg daarin te vinden. Ik denk wel dat, als je zoals Charissa ook nog eens geconfronteerd wordt met heel veel gevolgen van het feit dat je moeder doodgaat, gevolgen die ook nog eens heel veel aandacht en energie vragen, het langer duurt voor je weer tot de kern van het verdriet komt, namelijk de dood van je moeder en wat dat voor jou betekent. Die band is doorgesneden. Het besef van “het alleen verder moeten”, dat heb ik in de film niet zien ontstaan.
Je bent kwetsbaar als je een groot verlies geleden hebt. Je bent heel sterk omdat er zoveel van je gevraagd wordt en je dat ook allemaal wel aankunt, maar je bent emotioneel ontzettend kwetsbaar. Mensen kunnen je maken en breken. Het feit dat Charissa toch doorgezet heeft (ze moest ook wel, maar ze kon het ook) daar kan ze trots op zijn. Maar het had niet zo moeten gaan, absoluut niet. Maar ja, je dealt met wat je krijgt en dat doet ze goed.
Over de familie Smits:
Leny lijkt heel boos te zijn omdat zij kanker heeft gekregen en dood gaat. Ze lijkt boos op haar dochter en op haar man omdat die te weinig aandacht hebben voor haar ziek zijn. Ze lijkt boos op haar omgeving omdat zij, volgens haar, niet weten hoe erg het is om dood te gaan en niet weten hoe erg het is om met een ziekte om te gaan, terwijl ze dat natuurlijk zelf wel weet. En ze lijkt boos omdat ze het idee heeft dat je als kankerpatiënt geen drieëneenhalf jaar zou moeten wachten totdat je doodgaat. Een soort verbitterde boosheid, eenzaamheid ook, en teleurstelling.
Ze zou steun kunnen gebruiken, maar ik weet niet of ze het toelaat. Ze straalt het in ieder geval niet uit. Ze zal het misschien wel bedoelen, bedoelen uit te stralen, bedoelen te vragen maar ze straalt vooral iets uit van: ‘dit is mijn lot en laat mij maar, jullie begrijpen mij toch niet’. Of dat nu door haarzelf kwam, of door het ziek zijn, dat weet ik niet. We stappen pas laat in het proces van ziek zijn in. Haar als persoon leer je niet kennen in het korte tijdsbestek. Maar ik denk dat iedereen die in zo’n situatie zit steun kan gebruiken, dus zij ook. Dat zegt ze hier en daar ook wel, maar ze laat ook blijken er niet om te vragen, omdat ze bang is voor een teleurstellende reactie.
Wat mij opvalt is eenzaamheid, bij alledrie de personen. Er maar vanuit gaan wat de ander zal denken, zonder daar concreet naar de vragen. Steeds menen te weten wat de ander ervan vindt. Eigenlijk is het een gebrek aan communicatie. Niet praten met elkaar, niet de dingen uitspreken naar elkaar. Bang om gekwetst te worden, bang voor een teleurstellende reactie, of bang om jezelf kwetsbaar op te stellen. Ik heb geen idee.
Als je naar Kelly kijkt en je ziet haar quasi-onverschillige houding richting haar moeder, zie je tegelijkertijd ook dat ze helemaal niet onverschillig is. Die onverschilligheid valt helemaal weg nadat moeder is overleden en zij zo verdrietig wordt bij het voorlezen van die tekst terwijl ze het “altaar” maakt. Dan is er dat besef: “ik kan haar echt nooit meer iets vragen en ik kan echt nooit meer iets tegen haar zeggen”. Je moet dan naar andere middelen gaan zoeken om met je moeder in contact te zijn. Dat kan ook wel maar het is zo jammer, want ze hebben lange tijd de gelegenheid gehad om het wel te doen. Toch is dat er nooit van gekomen, lijkt het. Dat is jammer, want dat maakt het accepteren dat iemand er niet meer is, het laten slijten van je verdriet, een stuk lastiger. Daarbij komt ook het nadenken over je eigen aandeel in het geheel. Waarom is het zo gebeurd? Waarom hebben we nou niet meer met elkaar gepraat? Waarom hebben we elkaar niet geknuffeld?
Het is zo ieder op een eilandje.
De vader krijgt heel snel na het overlijden van zijn vrouw een andere relatie. Dan lijkt het alsof iemand zo ingeruild kan worden. Als je er wat verder over na gaat denken, dan - en dat komt ook in die film aan de orde - blijkt dat de verwijdering tussen man en vrouw al is ontstaan op het moment dat Leny ziek werd, drieëneenhalf jaar eerder. Je kunt dus stellen dat op dat moment het einde van dat huwelijk in aantocht was.
Met die gedachte kun je zeggen dat drieëneenhalf jaar plus zes weken een vrij normale periode is om je open te stellen voor iets nieuws. Maar het komt ook op me over als een soort van vlucht van ‘ik wil niet alleen zijn’, ‘ik heb iemand nodig’ en ‘die vrouw komt op mijn pad en ik grijp mijn kans’. Dat begrijp ik ook wel maar of de omgeving dat begrijpt is een tweede. De reacties die dat oproept, is weer iets wat hij van te voren niet heeft ingecalculeerd. Zeker niet de reactie van Kelly, die natuurlijk overdonderd is door dit gegeven en zich distantieert van haar vader. Het kan voor hem heel logisch zijn maar als je er nooit over praat, of als je dat nooit hebt laten merken, dan is dat natuurlijk een complete verrassing voor de omgeving. Dat is dan meteen ook weer triest want je zou het ook mooi kunnen vinden dat hij zo snel weer een nieuwe liefde heeft gevonden. Daar kun je toch weer steun en troost in vinden. Voor hem is het heus wel duidelijk dat er geen sprake vervanging is. Zijn vrouw zal nooit vervangen kunnen worden. Zij is een deel van zijn leven. Zeker als je met elkaar een lange geschiedenis hebt, en een kind.
Als hij had besproken dat er een verwijdering aan het ontstaan was tussen hem en zijn vrouw, dan was het misschien logischer geweest voor zijn omgeving, ook voor zijn dochter. Hij had het op z’n minst met z’n dochter moeten bespreken. Het kind is haar moeder kwijtgeraakt en heeft nu het gevoel dat ze haar vader ook kwijtraakt omdat ze met deze man niet door één deur kan. Hij is een nieuwe man voor haar, die zomaar ineens een andere vrouw kan nemen en die haar moeder, bij wijze van spreken, aan de kant zet.
Daar is ze terecht boos om, zo van ‘daar had je me eerder in kunnen betrekken’. Ik denk dat zij op den duur heus wel zal begrijpen wat hij heeft doorgemaakt, dat proces van verwijdering, en dat ze dan zal begrijpen dat er op den duur een andere vrouw gekomen is. Zes weken is al snel, maar nu is het ook nog eens een overval voor haar geweest. Omdat haar moeder, in haar ogen, alles voor haar vader was. Nu blijkt dat toch een beetje anders te liggen. Dan ben je teleurgesteld en dat vind ik een heel normale reactie. Maar het is wel een extra klus erbij voor Kelly.
Kelly zegt op een gegeven moment dat ze wel een band met haar vader heeft en minder met haar moeder. Alleen ze hebben niet gepraat, niet gesproken over wat ze voelen, of over de angsten die ze hadden ten aanzien van hoe het verder moet na het overlijden.
Zij moet een hoop doormaken. Ze heeft een gat in haar leven van drieëneenhalf jaar en moet nu de draad weer oppikken. Het draait nu niet meer om moeder.
Het uit huis gaan van Kelly had heel positief uit kunnen pakken. Als je bij je moeder in huis bent, zijn er hele andere verwachtingspatronen. Als je ergens anders woont en je gaat naar je moeder toe, dan kom je er ook echt voor haar. Alleen die afstand nemen, die letterlijke afstand nemen, heeft Kelly ook emotioneel heel letterlijk genomen door haar verdriet vooral niet aan haar moeder te laten zien want die had daar, volgens haar, geen boodschap aan. Ik denk dat het voor Leny wel heel goed was geweest als ze had gezien dat Kelly ook verdriet had. Maar ja, dat is niet gebeurd, je kunt mensen daarin ook niet forceren. Het is wel jammer. Er is veel onuitgesproken gebleven en dat moet je dan allemaal maar zelf zien uit te vogelen op de lange duur.
Er komen een paar zaken bovendrijven waar je een klus aan hebt: de omgang met je moeder, de omgang met je vader, hoe was mijn jeugd; heel veel zaken waar je als jongvolwassene over gaat na gaat denken. Ook omdat je andere jongvolwassenen ontmoet en je hoort hoe hun jeugd is geweest. Hoe zij groot zijn geworden en wat voor achtergronden zij hebben. Als jongvolwassene ben je sowieso altijd bezig met ‘hoe sta ik in het leven’, ‘wat wil ik’ en ‘wat hou ik over van mijn achtergronden’, ‘wat neem ik mee’, ‘wat laat ik los’ en ‘hoe leg ik dat uit’. Dat proces moet Kelly ook door.
Denk nooit dat je teveel zegt of vraagt of doet. Blijf het maar vragen, pak elkaar eens vast, kijk elkaar eens lief aan, laat het maar blijken, wees maar kwetsbaar, geeft niks. Mensen zijn heel goed in staat om grenzen aan te geven, maar blokkeer niet, want dat is jammer.
Wees niet bang voor je eigen gevoelens. Er wordt gezegd: ‘ik ben bang dat ik haar verdrietig maak, of dat ik hem boos maak’. Nee, je bent bang voor je eigen gevoel.
Rouwen is de confrontatie aangaan met je gevoel.

*Theologie, doctoraal bijvak orthopedagogiek (afgestudeerd 1984)
*1980-1982:lerares godsdienst en maatschappijleer
*1984-1995: werkzaam als coördinator van een landelijke organisatie op
het gebied van landbouw, natuur en derde wereld
*Post HBO-Opleiding Praktisch Pedagogische Gezinsbegeleiding (PPG) (1995)
*1995-1998: werkzaam als Pedagogisch Gezinsbegeleidster bij Jeugdzorg
*1995-1998:Diverse Trainingen op het gebied van professionele hulp
bij verliesverwerking en zingevingsvraagstukken
*Vanaf 1998 eigen Praktijk voor Rouw en Verliesverwerking in
Groningen- begeleiding van kinderen, jongeren en volwassenen:
>lotgenotengroepen >lezingen >workshops
www.praktijkrouwenverlies.nl
*2004/2005 gastdocent thema 'kind en rouw' bij het NIS (Nederlands Insituut
voor Stervensbegeleiding).
*Netwerklid van Stichting Achter de Regenboog(www.achterderegenboog.nl)
*Cursusleider Sprekende Beelden(www.sprekendebeelden.nl)
Maria: Ik zie het wel terug in haar verdriet. Maar wat ik ook zie -of wat ik haar hoor zeggen in de film- is dat ze het ook wel moeilijk vindt om haar verdriet aan moeder te laten zien, of te praten met haar moeder over de dood, over de naderende dood omdat ze dat eigenlijk voor moeder heel lastig vindt en ze haar daar niet mee wil belasten. Dus ik zie het wel terug bij haar. Maar het is een soort van stil verdriet dat ik zie. Ze heeft het niet zozeer met moeder kunnen delen. In elk geval niet in woorden. Ze heeft vooral toen nog stil willen staan bij het leven, en de momenten die ze nog samen hadden.
Haar zorg, vind ik, die springt er toch wel heel erg uit. Dat ze hele grote zorg voor moeder heeft. En wat ik ook begrijp –en ik ken de situatie natuurlijk niet van dit gezin- is dat zij heel veel samen zijn geweest, moeder en dochter. Dat ze ook nogal wat hebben doorgemaakt en overwonnen hebben, lijkt het. En op het moment dat moeder ziek werd, was het dan ook vanzelfsprekend dat Charissa voor haar is gaan zorgen. Ze waren [...........] op elkaar aangewezen en op het moment dus dat moeder niet meer voor haar kan zorgen, gaat zij voor moeder zorgen. En ja, dat heeft ze eigenlijk twee jaar gedaan. En ik vond het ook wel heel mooi hoe ze later opmerkt dat er zo ingewikkeld gedaan werd over het krijgen van een woning voor een 17-jarige terwijl zij als 17-jarige al zoveel heeft moeten regelen. Zij heeft voor moeder gezorgd, ze heeft zelf de hele ceremonie geregeld. Ze heeft gezorgd voor de as maar als het dan gaat om een woning zoeken, een andere woning toegewezen krijgen, dan is ze ineens een kind. En ze zit - dat zie je ook in de film terug- zo op de grens van aan de ene kant nog een kind zijn, een kind dat eigenlijk zelf ook zorg nodig heeft, maar aan de andere kant in de moeilijke situatie van ziekte toch ook de zorgrol op zich is gaan nemen. Dat zie je [...] veel vaker, dat kinderen dat doen. Net zoals je ziet dat Charissa eigenlijk ook hulp nodig heeft. En van die hulp is heel weinig te zien, vind ik. Bijvoorbeeld bij het zoeken van een nieuwe woning; uiteindelijk is er dan iemand die haar wel helpt. Maar het ziet er naar uit dat ze heel veel alleen heeft moeten doen, of alleen gedaan heeft. Misschien was het ook moeilijk om hulp te vragen, dat kan ook natuurlijk. Dat kan zijn omdat je niet gewend bent om hulp te vragen. Of waar je hulp gevraagd hebt; dat die niet gekomen is, dat er niet naar geluisterd is. Want dat komt in een ander deel van het verhaal natuurlijk terug. Waar ze boos is op de zorgsector. Er is niet goed geluisterd naar de klachten van moeder. Althans, zij geeft aan dat er geen goed gehoor was voor wat zij naar voren brachten. En ja, toch ook het gevoel dat ze van het kastje naar de muur zijn gestuurd. Misschien dat dat ook maakt dat je niet zo makkelijk weer hulp gaat vragen, als je het idee hebt dat er niet echt naar je geluisterd wordt. Dat je niet serieus genomen wordt. Dat er dan ook een reactie komt van: ‘dan doen we het zelf wel’. En ja, dat bespeur ik ook wel in haar houding, van ‘ik doe het ook zelf en ik kan het zelf’. En wat ook wel respect afdwingt is dat ze het ook echt doet, dat ze ervoor gaat. En ja, heel liefdevol en heel zorgzaam.
Familie Smits.D.B.: Vader Ben heeft dus een andere vrouw. En Kelly is daar boos over. Is dat begrijpelijk, haar boosheid?
Maria: Nou, haar boosheid is te begrijpen vanuit haar situatie. Dat ze, denk ik, boos is dat haar vader nu alweer iemand anders heeft, die misschien wel de plaats in gaat nemen van moeder. En ook al zegt Ben dat het niet zo is, het wordt vaak wel zo beleefd door kinderen.
Kelly’s gevoelens van ongenoegens en haar boosheid over dat ze haar moeder op zo’n jonge leeftijd heeft moeten begraven, dat is een boosheid die misschien wel veel verder strekt dan de boosheid die zij toont op vader. Maar ze kan in ieder geval lucht geven aan haar boosheid. En dit is een manier om dat te doen. Dus ik denk dat die nieuwe vriendin van vader ook mede aanleiding is om haar boosheid naar buiten te brengen. Maar dat daar ook een andere boosheid onder zit. De boosheid over het feit dat zij niet meer met haar moeder kan praten, dat ze Lenie geen dingen meer kan vragen, dat ze geen gesprekken meer kunnen hebben. Dat zegt ze geloof ik ook.
D.B.: Maar nu zien we ook dat ze boos is, maar vervolgens gaat ze wel met haar vader naar het graf. En troost ze hem weer. Hoe moet ik dat nou begrijpen?
Maria: Ja, ik vind dat een heel mooi moment, moet ik zeggen. Ook dat hele gebeuren op die begraafplaats. Je ziet dat er tussen vader en dochter een verwijdering ontstaat na het verlies. Dat heeft ook te maken met dat ze ieder op een hele eigen manier rouwen. Daarin kunnen mensen ook van elkaar verwijderd raken. En dat gebeurt bij hen ook. Maar tegelijkertijd zijn ze dus wel samen betrokken bij dat grafmonument. En als ze daar aan het graf staan, dan vinden ze elkaar dus weer in datgene wat ze voor Lenie gedaan hebben, namelijk een monument maken, helemaal in haar sfeer. En ik vind het ook heel prachtig geworden. Ik ken Lenie’s leven niet, maar het klinkt zo dat het echt past bij Lenie. En dat hebben ze met elkaar gedaan. En ik denk dat ze niet alleen vader troost, maar dat ze ook zelf troost zoekt bij vader. Ook al is zij degene die de armen om hem heen slaat. Maar ik heb wel het gevoel dat er ook een stukje van wederkerigheid in zit. En ja, ook boosheid, zoals we eerder zeiden. En dat verdriet en geluk kunnen naast elkaar bestaan. En dat je het ene moment boos bent en dat je het andere moment weer kan troosten. En dat je met elkaar kunt zeggen: ‘dat hebben we wel mooi gedaan, hè’ en ‘dat hebben we voor mama gedaan’. Samen. Ja dat kan, dat kan allemaal in een rouwproces. Dat kan ook allemaal naast elkaar bestaan.
D.B.: Wat kunnen we leren van deze film?
Maria: Wat we leren van de film is dat er heel veel verschillende manieren zijn van rouwen, dat ieder dat op zijn eigen manier kan doen. Voor mij persoonlijk en als ik zie hoe ik in mijn werk mensen begeleid en help, is het met elkaar delen heel belangrijk. En dat je dat dus niet over kan doen. Dat het om die reden ook goed is dat er vanuit de omgeving hulp komt en begeleiding of ondersteuning in zo’n heel gebeuren rondom het afscheid. Want waar je wel afscheid kan nemen en waar [...............] er sprake kan zijn van voor-rouw, daar kun je ook van zeggen dat het meehelpt in het verwerkingsproces. En ik denk dat zij daarin onvoldoende gesteund zijn en dat kan ook weer te maken hebben met het eigen gesloten gezin zijn. En/of dat ze het zelf niet hebben gewild. Dat kan ik zo niet beoordelen. Maar dat zou toch ontzettend fijn zijn als ze iets meer gedeeld hadden. Ik vind toch dat er hoop uit de film spreekt, aan het eind, als er toch gedeeld wordt. En dat het dus altijd nog kan. En dat je ook altijd nog door middel van een monument, of later in je leven altijd weer kan stilstaan bij het afscheid. En dat je daar nog vorm aan kunt geven, zoals vormgegeven is aan het monument. Ja echt, in een eerbetoon eigenlijk aan de vrouw van Ben en de moeder van Kelly. [.....................]
(...)
D.B.: Het zou kunnen dat Kelly over een x-aantal jaar met schuldgevoelens komt te zitten. Had ik maar dit, had ik maar dat. Wat denk jij daar van, zou ze daar last van kunnen krijgen?
Maria: Schuldgevoel is iets waar heel veel mensen last van hebben. Dat kan schuldgevoel zijn over ‘ik heb niet gezegd hoeveel ik van mijn moeder hield’ of ‘ik had nog een kusje moeten geven die laatste avond’ of ‘ik had er meer moeten zijn, ik had me niet zo moeten gedragen’. Schuldgevoel kan over heel veel dingen gaan, kan zelfs heel extreem zijn, zo van: ‘het komt door mij dat die ander dood is gegaan. Had ik maar meer gezorgd, dan…’ Dus schuldgevoel kan ook heel veel in zwaarte verschillen. Of je nou reëel schuldig bent of niet, schuldgevoel bestaat. En dat is voor mij ook een uitgangspunt. Geef gehoor aan schuldgevoel, luister ernaar. Waar zit je mee? Mocht het bij Kelly zo zijn dat ze daar last van krijgt, dan gun ik haar iemand die daar naar luistert. Die zegt: ‘vertel maar over je schuldgevoel’ en ‘hoe zit dat en hoe diep zit dat en misschien kun je het nog eens in een briefje aan je moeder schrijven, dat je je daar schuldig over voelt’. Of dat je daar een andere vorm voor vindt. Geef ook gehoor aan datgene waar iemand mee worstelt. En dat geldt eigenlijk voor ieder gevoel rondom een verlies. Dat je luistert naar angst, dat je luistert naar boosheid, dat je luistert naar schuldgevoel. En dat je zegt: ‘okee, je zit daarmee en als je daar last van hebt dan gaan we kijken wat we daar aan kunnen doen’. Hoe kunnen we zorgen dat je daar een vorm voor vindt, een manier voor vindt om dat naar buiten te brengen? Zodat er ook weer ruimte komt voor andere dingen, zodat er weer ruimte komt om de dingen te doen die je leuk vindt, waar je van houdt, waar je naar uit kunt kijken. Want het mag niet zo zijn dat een schuldgevoel of een angstgevoel of wat dan ook zo belemmerend in je leven gaat werken dat dat als een zware last blijft drukken. En als het wel een last wordt dan moet je er ook echt wat mee.
Het is nog beter dat het niet tot een grote last wordt. Dat je de tijd neemt voor het rouwen, dat je het rouwproces ook kunt doorlopen en dat je kunt zeggen op een bepaald moment: ‘okee, het verlies was heel naar, en ik zal daar ook altijd verdriet om blijven houden, en misschien komt dat schuldgevoel ook nog wel eens, maar ik kan overwegend ook weer genieten van het leven en me bezighouden met de dingen waar ik mee bezig wil zijn’.
D.B.: Is er nog iets wat je zelf zou willen zeggen over de film?
Wat op mij de meeste indruk maakte, [...........] was het gevoel van machteloosheid. En dan een machteloosheid die zo groot is dat het mensen lam legt. Dat het je in de weg staat om nog dingen met elkaar te delen en daarin dus ook stappen te zetten waardoor er weer andere mogelijkheden zijn. Dat er eigenlijk meer de kant van de onmogelijkheid dan van de mogelijkheid aanwezig is. Zeker in die periode van ziekte.
D.B.: Charissa maakt zich heel erg boos, überhaupt om wat er met haar moeder gebeurt, maar ook is ze boos op een aantal artsen. Ze heeft het zelfs over medische fouten. Is dat begrijpelijk?
Maria: De boosheid is, voor mij in ieder geval, begrijpelijk. Omdat boosheid een reactie is die te maken heeft met rouw. Als je iets schokkends meemaakt, dan kun je op heel veel verschillende manieren reageren. En naast het verdriet en het bang zijn dat er nog iets anders ergs gebeurt, is boosheid ook een hele logische rouwreactie, zoals we dat noemen. En boos op de artsen? Het kan zijn dat ze haar boosheid op die manier vertaalt, want of het terecht is dat er medische fouten gemaakt zijn, of dat klopt, dat weet ik niet. Maar ik denk dat er een behoefte is om boosheid te richten, om het te adresseren, zeg maar. En in die zin, of het nu terecht is dat de artsen fouten hebben gemaakt, is het wel een echte boosheid die ze voelt en die ze uit. En ik denk dat dat belangrijk is, dat je het zelf ook kan zien als een boosheid, eigenlijk op het leven die je die streek levert. Het leven van je moeder, dat op deze manier eindigt. Dan ga je ook zoeken naar een vertaling van je eigen gevoelens van onvermogen, je eigen frustraties over dat dat gebeurt. En dan is boosheid op de dokter of boosheid op God … Is het terecht om God de schuld te geven van iets dat met een mens gebeurt? Maar het is wel heel logisch, dat dat gebeurt. En wat ik mooi vind in haar is dat ze het ook uit. En dat ze er niet mee blijft zitten, want ik denk dat boosheid ongeadresseerd binnen houden kan leiden tot het opstapelen van die boosheid. En dat geeft op een bepaald moment toch andere klachten of het explodeert. Misschien zou ze er iets mee moeten richting de artsen, dat ze een gesprek aanvraagt. Ik denk dat dat heel zinvol kan zijn. En dat de artsen op hun beurt kunnen laten horen hoe zij erin staan en wat hun verhaal is. Ja, het wordt soms laat ontdekt, kanker. Dat is ook een serie toevalligheden, soms. Wat niet wegneemt dat ik heel goed uit haar verhaal begrijp dat zij en haar moeder onvoldoende gehoord zijn. En onvoldoende serieus genomen zijn, in ieder geval in hun beleving. Een stuk erkenning daarvoor krijgen, is gewoon heel belangrijk. Dat is ook belangrijk voor het rouwproces. Dat je die erkenning krijgt en dat je er iets mee kan, dat je die boosheid kan uiten, dat je ergens gehoord wordt, dat je hem ergens neer kan leggen. En dan kan er ook weer ruimte komen voor andere stukken in het rouwproces, die nodig zijn voor andere emoties. En kan je ook van de ene rouwtaak in de andere gaan, zoals dat in vakjargon heet. Want we spreken over rouwtaken en over rouwarbeid, waarbij je ook zelf iets moet doen. Het gaat niet allemaal vanzelf. Je moet er zelf ook aan werken. En dat is een stukje dat in de film vragen oproept. Als ze zegt: ‘ik wil er eigenlijk niet aan denken, hè’. Ze zegt dat op het moment dat ze stage loopt. Ook dat vind ik heel logisch. Nadat ze twee jaar voor haar moeder heeft gezorgd en ze eigenlijk twee jaar lang niet is toegekomen aan haar eigen leven, kiest ze in de periode daarna ook iets waar ze zelf mee vooruit kan, een opleiding. En ook daarin is niet een goed of fout. [.....................] Dat neemt niet weg dat ook jongeren die zelf een rouwproces hebben doorlopen, elkaar adviseren (...) er vooral wel over te praten. Maar ze weten tegelijkertijd ook dat je dat in een bepaalde periode van je leven niet doet omdat je misschien eerst wat meer ruimte en draagkracht nodig hebt voor al die pijn en al het verdriet dat je bij je draagt. Ik vind niet dat je daar een oordeel over moet uitspreken, dat gaat voor een ieder weer op een andere manier. Het is ook een kwestie van overleven.
D.B.: Maar nou zegt zij op een bepaald moment heel duidelijk dat ze liever niet wil denken aan dat haar moeders dood is. Is dat verstandig?
Maria: Verstandig of niet, het is haar keuze die ze op dat moment maakt. En ik denk dat ze die keuze maakt omdat het verdriet en de pijn te groot zijn. Als je werkelijk stilstaat bij die plek waar het prikt en steekt en je beseft wat je daar binnen nog allemaal moet, dan is het niet zo gek dat je bij de start van een opleiding beslist om die pijn en dat verdriet even naar achtergrond te schuiven. Of dat verstandig is? Ja, wat is wijsheid in dezen. Wat je er ook over schrijft of welke theorieën er ook over ontwikkeld worden, voor rouwen is niet één bepaald recept. Wat zij eigenlijk doet is het toch wat voor zich uit schuiven, ze stelt het uit. Veel jongeren doen dat overigens. Die zijn zo bezig met hun stap naar volwassenheid dat er op dat moment geen ruimte is om te rouwen. En vaak zie je dat ze dat dan later alsnog doen. Soms uit noodzaak omdat ze tegen zaken zijn aangelopen of dat ze psychische problemen krijgen of lichamelijke klachten. Of er is dat bijna onbeschrijfelijk verdriet waarvan ze op dat moment niet meer snappen waar dat nou vandaan komt. Wat dan zeker te maken heeft met dat overlijden van misschien jaren geleden. En als je dat dan weer weet, dan kan je daar iets mee doen. Is het verstandig om rouw uit te stellen? Het is beter om er wel over te praten en er wel aandacht aan te schenken. Ik noem het ook wel eens dat je het parkeert op de dag zodat je er niet de hele dag mee bezig hoeft te (...)zijn. Het is dan wel belangrijk dat je ervoor zorgt dat je er een moment van de dag tijd voor uittrekt, tijd die je er wel aan besteedt. Want ondertussen gaat het wel door, onderhuids. Ook al houd jij je er niet mee bezig, onderhuids gaat dat wel door en dat kost het uiteindelijk ook energie. (........
(...)
D.B.: We zien ook dat Charissa van alles moet regelen rondom het overlijden van haar moeder. Ze is dan nog minderjarig. Komt dat vaker voor, dat minderjarigen dat allemaal zelf moeten doen?
Maria: Het komt in mijn praktijk niet vaak voor dat minderjarigen het zoals Charissa moeten doen, zo alleen. Dat kan te maken hebben met de manier waarop zij en haar moeder al jarenlang leefden of overleefden of met de manier waarop ze er samen voor knokten. Wat ik wel zie bij minderjarigen die geen ouders meer hebben, [...........] is dat er toch een vangnet is van familie of van vrienden. En dat die daar een goede ondersteuning in bieden. En er zijn ook organisaties die dat doen, dus ik maak ook regelmatig mee dat een organisatie als jeugdzorg daar toch een vinger aan de pols houdt. En dat er gezocht wordt naar oplossingen en naar een manier waarop het afscheid vormgegeven kan worden en welke stappen je daarna moet zetten. Ik zie dus vooral kinderen die daar wel in begeleid worden. En dat vind ik ook normaal. Want ik vind het nogal wat voor een 17-jarige om dat zo alleen te moeten doen. Ik vind dat iets wat mij in de film heel erg treft. Dat zij heel veel heel erg alleen heeft moeten doen.
D.B.: Beïnvloedt dat haar rouwproces?
Maria: Ja, ik denk dat dat altijd zo is, ongeacht de manier van rouwen. Als je in die zorgrol zit, is het ook heel moeilijk om je echte verdriet te laten zien aan die ander, of om een gesprek aan te gaan over de dood met je eigen moeder. Omdat je je die zorgrol zo toeeigent en probeert dat zo goed mogelijk te doen, is er niet zo veel ruimte voor die andere aspecten die ook zo belangrijk zijn voor het afscheid nemen. En ik zou het haar en iedere jongere toewensen dat ze daarin op een goede manier gesteund worden. Dat ze ook even ontslagen kunnen worden van die zorgrol. Want het is ook zeker een rol die moeilijk te doorbreken is, die je aan de ene kant moet waarderen maar die je aan de andere kant ook af en toe mag afremmen bij een jongere door te zeggen: ‘kom op joh, jij mag nu even ook goed aan jezelf denken, jij bent er ook, nu gaan we eens even voor jou zorgen’.
D.B.: Als die moeder overlijdt, dan valt dus ook het salaris van die moeder weg. Charissa moet meteen verhuizen, meteen een andere woning zoeken. Wat vindt u daarvan?
Maria: Ik vind het ongelofelijk dat dat gebeurt. Ik kan er gewoon niet bij. Dat een kind in zo’n situatie gesommeerd wordt om een huis te verlaten. Dat daar niet een andere oplossing voor is. Het gaat -ze geeft het zelf ook aan- allemaal veel te snel. In een natuurlijk rouwproces is iemand bezig met het opruimen van de spulletjes, het selecteren, het alles door je handen laten gaan. En soms nog niet dingen aanraken omdat je daar nog niet aan toe bent. Ik krijg heel sterk het idee dat zij gedwongen is om het in versneld tempo te doen. Dat vind ik een hele slechte zaak. Bovendien, verhuizen is een belangrijke stressfactor [...............]. Dat is al een heel ingrijpend gebeuren in een mensenleven. Twee van dit soort ingrijpende veranderingen zo kort op elkaar, is absoluut fout. En het is niet haar eigen keuze, het is haar opgedrongen. En als het wel haar eigen keuze was, dan nog kun je dat zo goed mogelijk proberen te begeleiden. Maar het is niet haar keuze. Het feit dat ze zo snel moet uitzoeken wat ze wil bewaren en dat ze zich ineens moet richten op waar moet ik nu naar toe, is een belemmerende factor in het rouwproces. Ja, het kan daardoor zelfs stagneren.
D.B.: Hoe zou dat anders kunnen?
Maria: Ik ga ervan uit dat er in zo’n situatie een instantie is die daar een goede opvang in biedt en die ervoor zorgt dat het financiële plaatje voor de eerste tijd gewoon in orde is. Een kind zou zich daar helemaal geen zorgen over moeten maken. Ik vind dat de plicht van een maatschappij zoals de onze, dat zo’n voorziening er is.
D.B.: Weet je wat nu eigelijk het gekke is? Dat eigenlijk iedereen dat vindt, dat iedereen er van uitgaat dat er in onze maatschappij vangnetten zijn, dat er organisaties zijn die dat inderdaad regelen, zeker voor minderjarigen. En toch gebeurt het. Ik kan me daar over verbazen.
Maria: Ik deel die verbazing. En het geeft bij mij zelfs een stukje boosheid daarover, dat dat bestaat. En ik zie ook andere voorbeelden, hoor. Het is niet zo dat het standaard op deze grove manier gaat. Ik zie ook wel andere voorbeelden, waarin iemand in ieder geval veel beter begeleid wordt.
D.B.: Als je nou zo die film gezien hebt, wat kunnen we ervan leren?
Maria: Wat wij ervan kunnen leren is dat, als je kijkt naar het hele verhaal, er verschillende rouwreacties zijn, dat je èn verdrietig èn boos kan zijn. Maar dat het, als je allebei al hebt gehad, ook nog mogelijk is om het op een gegeven moment ook weg te drukken, dat dat een mechanisme is dat heel menselijk is. Omdat wij eigenlijk het liefst om de pijn heen gaan, en niet er doorheen. Ik denk dat in de omgeving van een kind, het heel wenselijk is toch door te gaan met een rouwproces, het niet te laten stoppen. Ik denk dat er ook nog veel meer aandacht voor rouw zou moeten komen in Nederland. Het is de laatste jaren zeker verbeterd. Er wordt meer over gepubliceerd en er zijn rouwgroepen voor jongeren. Maar ik denk dat er nog heel veel jongeren –en dat blijkt ook wel in deze film- toch tussen de wal en het schip vallen. Daar moet een beter vangnet voor komen. Ik vind dat wij ons daarvoor moeten inzetten, dat dat er komt. En dan is er ook iets wat ik als hulpverlener altijd graag uitdraag en waar ik informatie over geef op scholen en bij instellingen als Bureau Jeugdzorg, namelijk dat kinderen hun rouw misschien aan de buitenkant niet zo laten zien, zoals dit meisje in haar nieuwe opleiding. Ze laat het niet zien, maar het is wel degelijk aanwezig. Ze heeft al een hele geschiedenis achter zich en dan is het zo goed als iemand af en toe vraagt: ‘goh meid, hoe staat het ermee?’ En: ‘wil je eens even komen praten, het hoeft niet, maar als je wil, dan kan je bij mij terecht’. En ja, wat ik eerder ook zei, dit meisje –Charissa- dwingt respect af bij mij. In hoe ze het gedaan heeft en ja, petje af voor die liefdevolle verzorging van haar moeder. En ook het hele afscheid en uiteindelijk hoe ze de as naar de plek brengt, waar ze dan niet meer bij kan, wat ik ook zo treurig vind. Die man die zegt dat hij het wel erg vindt dat dat niet meer kan en dan denk ik: kan dat nou echt niet anders? Als dit de wens is van dit meisje? Ik vind dat er echt veel meer respect mag zijn voor dit soort wensen. En dan ben je nog maar 17. En dan weet je misschien ook niet goed hoe je daar voor op moet komen. En dan moeten er volwassenen zijn die je daar de goede steun in geven en die zeggen: ‘als jij dat graag wil, dan zorgen we ervoor dat dat gaat gebeuren’. Waar zijn die volwasssenen, die haar zouden moeten helpen om zo'n laatste wens
te realiseren!
(...)
[....................]
(
D.B.: In de tweede film zien we de familie Smits. We zien de stervende moeder Lenie, die is ook uitgebreid aan het woord. Ze lijkt daarin erg boos te zijn. Hoe komt dat?
Maria: Wat ze er zelf over zegt, over die boosheid. Dat ze het gevoel heeft dat ze in ze steek gelaten is, ook door Kelly. Kelly die zich afzijdig houdt, Kelly die een onverschillige houding heeft aangenomen, Kelly die niet zegt: ‘Mam ik vind het vreselijk voor je dat je zo ziek bent’, of ‘Mam, wat erg dat je dood gaat’. Dat hoort ze allemaal niet, en ze snapt het ook niet goed. En ze is boos over het feit dat het Kelly eigenlijk niets lijkt te doen. Lijkt te doen. Want dat wordt natuurlijk later in de film duidelijk, dat het haar wel degelijk wat doet. En dat zij in wezen -wat we ook zien bij Charissa maar dan op een andere manier- toch uit zorg voor haar moeder niet laat zien hoe ze er mee worstelt, de tranen die ze heeft. Ze huilt wel, maar niet in het bijzijn van haar moeder. Moeder weet daar ook niets van. En ik heb het idee dat als ik moeder hoor spreken over haar frustratie, dat ook te maken heeft met het gedrag van Kelly. Verder wordt in het filmpje niet zo goed duidelijk hoe ze nou communiceren over de ziekte. Ook zie je niet hoe de man en de vrouw dat onderling doen. In de momenten die gefilmd zijn, lijken ze dat eigenlijk heel erg apart van elkaar te doen, alsof ze het hele proces apart van elkaar doormaken. Of dat ook werkelijk zo is, dat kan ik niet beoordelen maar het is wel iets -denk ik- dat vaker voorkomt, dat het juist zo moeilijk is om er met elkaar over in gesprek te gaan. En om aan elkaar te laten zien wat er eigenlijk gaande is, wat je erover voelt. Ook omdat je het niet geleerd hebt en het niet in de schoolboekjes staat. Je wordt er niet op voorbereid. Hoe moet je nou afscheid nemen van iemand die doodgaat. En wat ik bij de vader van Kelly ook proef is, behalve wat er gebeurt, -het verlies van zijn vrouw- de ziekte, en wat dat allemaal aan lijden met zich meebrengt- dat er ook een heel stuk toekomstverwachting kapotgaat. Hij spreek over dat huwelijk dat ze 25 jaar lang met elkaar gehad hebben. Dan zouden ze een reis gaan maken en dat gaat dus allemaal niet door. Het ene verlies in het heden heeft ook allemaal verliezen voor de toekomst tot gevolg. Dat komt er duidelijk uit naar voren. Dat het een teleurstelling is dat het leven anders uitpakt dan hoe erover gedacht is.
D.B.: Zouden deze mensen, dus zowel Ben als Kelly als Lenie, steun kunnen gebruiken?
Maria: Dat denk ik wel.
In zo’n situatie, waarin je dus eigenlijk niet weet hoe je ermee om moet gaan, hoe je nou met elkaar in contact komt, hoe je met elkaar deelt wat je er allemaal van vindt en wat je ervaart. In zo’n situatie is steun van buitenaf, en dat hoeft niet direct een professional te zijn maar dat kan ook gewoon iemand zijn die een helpende hand biedt, heel erg welkom. Zo van: ‘laten we er met elkaar eens over praten’ of ‘hoe doe je dat, afscheid nemen’ of ‘wat wil je nog zeggen, wat wil je nog voor elkaar betekenen, nu het nog kan’. Door het ook te benoemen. Want zolang het allemaal niet benoemd wordt, is het er niet. [.............] Het legt je in wezen lam. Dat vind ik ook heel sprekend in die film, dat daar een soort onmacht is, eigenlijk bij iedereen. Bij alle drie in dat gezin. Een soort onmacht, een niet weten hoe je daar mee om moet gaan. Wat ik jammer vind … afscheid nemen kan je maar één keer doen. Je kan het niet in de herhaling nog eens over doen. En daarin kan je ook belangrijke kansen missen. Er is geen sprake van dat ze het verkeerd gedaan hebben, of dat iemand het anders had moeten doen. Maar ik denk dat in zo’n situatie hulp vanuit de omgeving [........] iets had kunnen betekenen. Dat zie je als Kelly later vertelt over de foto van haar moeder en het gedichtje, over wat haar moeder eigenlijk voor haar betekende. Zij kon in wezen het afscheid niet onder ogen zien, het naderende afscheid. Dat deed te veel pijn, zij trok zich terug. Zij trok zich terug in een soort onverschilligheid. En die onverschilligheid kwam dus weer hard bij moeder aan. Maar ze zou heel erg geholpen zijn, denk ik, als er gezegd was: ‘je zou ook iets daarover kunnen delen met elkaar’. En het gekke is dus dat Kelly het idee heeft dat zij haar moeder er pijn mee zou doen, als ze zou vertellen dat ze verdriet heeft. Terwijl moeder pijn heeft over het feit dat Kelly geen verdriet toont. En wat had er niet ook kunnen plaatsvinden als het wel gezegd was, als het wel getoond was. Dan had het gedeeld kunnen worden. Ja, ik vind het een mooie uitspraak: ‘waar je de tranen of de verhalen mee deelt, daar kunnen het ook parels worden’. Dus het kan ook nieuwe kansen geven. En vooral kansen tot handelen in plaats van die machteloosheid. Die is er natuurlijk ook, die machteloosheid, dat zo’n ziekteproces verder gaat. En wat er ook geprobeerd wordt door de medische staf, uiteindelijk wordt Lenie niet beter.
D.B.: Vader Ben heeft vrij snel na het overlijden van zijn vrouw, een relatie met een andere vrouw. Toch is hij heel verdrietig over het overlijden van zijn vrouw. Hoe kunnen we dat nou begrijpen, dat hij dat doet?
Maria: Ik denk dat er in zo’n situatie heel veel verwarring is, deze nieuwe situatie waarin je je partner verloren hebt. Ik moet denken aan de woorden die iemand schreef die zelf een partner verloren had: ‘Ik moet het eerst nog mezelf uitleggen. Eigenlijk ben ik verdwaald van binnen. En van buiten ben ik paniek’. En dat, vind ik, zie je bij die vader ook wel terug. Het is ook zo’n soort paniek over al het verdriet dat hij heeft, over hoe nu verder. Ik denk dat hij daarin juist een appèl doet op een vriendin die een troostende arm om hem heen slaat. Dus dat hij juist vanwege dat verdriet ook troost zoekt en hij die vindt bij iemand anders. Ik denk dat dat de reden kan zijn. En ik denk ook dat verdriet, en zelfs diep verdriet, en intens geluk, naast elkaar kunnen bestaan. En dat de buitenwereld daar ook nooit een oordeel over moet hebben, hoe dat voor iemand is en wat goed is en wat niet. Wie zijn wij om daar zo’n oordeel over uit te spreken? Dus ja, ik denk vanuit de behoefte aan warmte en wat Ben eigenlijk ook al zegt: hij heeft [......] jaren geleden al afscheid genomen. De onmacht was ook een soort stilstand. Er is niet zo heel veel in ontwikkeling geweest in hemzelf, waar hij weer creativiteit uit kon halen of nieuwe dingen, nieuwe uitdagingen. Dat kan wel, ook in een periode van afscheid nemen. Maar als de onmacht overheerst, dan kan ik (....) ook plaatsen dat hij zegt: ik heb al zo veel jaar geleden afscheid genomen. Dat hoeft niet op die manier. Maar ik denk dat hij het zo beleefd heeft. Zo zegt hij het ook. En dat je dan in al je verwarring iemand treft waar je je verhaal bij kwijt kunt, iemand die er voor jou op dat moment is. Dat was je vraag: kan je het begrijpen. Ja, ik kan het wel begrijpen. Ja, voor zover ik me in kan leven in iemand anders zijn verhaal. Want dat kan natuurlijk nooit helemaal.
D.B.: En dat dochter Kelly heel erg boos op hem is, is dat ook begrijpelijk?
Maria: Dat vind ik ook begrijpelijk, want dat hoort pa natuurlijk helemaal niet te doen, iemand in de plaats van moeder laten komen. Zo wordt het door kinderen tenminste vaak ervaren. Het is ook niet in het belang van het kind. En ja, zij is daar boos over want zo snel kun je mama toch niet vergeten zijn? En zij komt eigenlijk na de dood van haar moeder juist toe aan haar verdriet. Dat zie je, het gemis komt ook. En ze gaat eigenlijk anders naar haar moeder kijken. Ik heb het gevoel dat ze zich eigenlijk weer open stelt voor haar eigen gevoelens naar haar moeder toe. En dat ze dan boos is dat vader een vriendin krijgt en ze is ook boos over zijn houding, ze noemt hem een kind. Eigenlijk zegt ze ‘moet ik bij hem aan kunnen kloppen en op zijn schouder kunnen leunen want ik ben eigenlijk nog het kind’. Dus daar is ook verwarring over de rol. En dat heeft natuurlijk ook te maken met haar eigen stappen die ze zet richting de volwassenheid. Aan de ene kant die behoefte om te leunen op een ouder; aan de andere kant eigenlijk al jaren geleden gezegd hebben ‘ik distantieer me op een bepaalde manier, ik ga gewoon op mijzelf wonen en ik ga mijn eigen leven leiden’. Maar ja, als er dan zo’n groot verdriet komt, dan heb je eigenlijk ook die vader weer zo hard nodig.

- Films: 2 x 20 min.
- Commentaar: 8 x 5 min.
- Ondertiteling: Engels
- PAL/Kleur
- Audio/Stereo
- Beeld: 4:3
- Regiovrij